De vreedzame wijk: verwachtingen en resultaten

De vreedzame wijk: verwachtingen en resultaten

Bob Horjus | 2021 | ISBN 978 90 393-7394-4
9,95
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

Evaluatie van een community-programma voor de bevordering van burgerschap bij kinderen in de Utrechtse wijken Overvecht en Kanaleneiland 2009-2014

Dit proefschrift beschrijft de eerste evaluatie van het programma De Vreedzame Wijk in de wijken Overvecht en Kanaleneiland van de gemeente Utrecht. De Vreedzame Wijk is de wijkversie en uitbreiding van De Vreedzame School, het programma dat vanaf 1999 is ingevoerd op een groot aantal basisscholen in de gemeente Utrecht. Vanaf 2006 werd De Vreedzame School een programma dat vormgeeft aan de wettelijke opdracht voor burgerschapsvorming in het basisonderwijs. Het doel van het programma De Vreedzame School is dat de basisschool een democratische gemeenschap vormt waarin kinderen leren om onderlinge conflicten constructief op te lossen, inspraak krijgen en verantwoordelijkheid dragen voor het sociale klimaat in de school en in de klas.

De Vreedzame Wijk is een wijkprogramma waar kinderen oefenen met het toepassen van sociale competenties en democratisch burgerschap die zij leerden op Vreedzame Scholen. Daarnaast is De Vreed-zame Wijk gericht op vergroting van pedagogische competenties en informele onderlinge ondersteuning bij ouders/opvoeders en het bevorderen van een gezamenlijk pedagogisch beleid bij de instellingen in de wijk die met kinderen en ouders werken.
De aanleiding voor het invoeren van De Vreedzame Wijk was de ontstane maatschappelijke onrust over opvoeding in de wijken Overvecht en Kanaleneiland in het eerste decennium van deze eeuw. In een aantal beleidsstukken komt naar voren hoe beleidsmakers en uitvoerenden dachten over de opvoedingssituatie in deze wijken. In een nota van de gemeente Utrecht (2008a) is beschreven hoe de gemeente zich geconfronteerd zag met signalen van afnemend normbesef, toenemende agressie en ordeproblemen en een onveilige sfeer in en om de school. De onrust werd gevoed door gegevens uit enquêtes tussen 2008 en 2010 waaruit bleek dat bewoners in de genoemde wijken gemiddeld tot twee keer vaker jeugdoverlast ervoeren als in de hele stad Utrecht (WistUdata1). De jeugdgezondheidszorg in Kanaleneiland vermoedde op grond van onderzoek bij kinderen uit groep 2 en 6 dat rond 30% van de basisschoolkinderen psychosociale problemen had (Gemeente Utrecht, 2006). Buurtwerkers hadden de indruk dat kinderen op steeds jongere leeftijd voor overlast zorgden (zie ook De Jonge & Van der Linde, 2007). In een andere gemeentelijke nota werd een verband gelegd tussen jeugdproblematiek en opvoeding die vaak autoritair en weinig responsief zou zijn (Gemeente Utrecht, 2006). Kinderen zouden weinig positieve rolmodellen hebben en hun ouders zouden te weinig op hen toezien. Over opvoeden in de wijk Overvecht was de gemeente ook niet positief. Volgens een gemeentelijke brochure waren ouders in Overvecht bang voor hun eigen kinderen en zou een kwart van de kinderen onder de twaalf jaar tot de risicogroep behoren (utrEcht, 2007).

Niet alleen over ouders, maar ook over professionele kinderwerkers (verder professionals genoemd) stelde de gemeente dat deze moeite hadden met kinderen in de twee wijken. Volgens de gemeente en een directeur van een welzijnsinstelling belemmerden conflicten tussen kinderen en ordeproblemen de uitvoering van activiteiten (Gemeente Utrecht, 2008a; Huisman, 2009).

Complicerend voor de situatie was dat uit bewonersenquêtes bleek dat de sociale samenhang in Overvecht en Kanaleneiland achterbleef bij het Utrechts gemiddelde (Gemeente Utrecht, 2005, 2007 en 2009). Volgens wetenschappelijke literatuur kan een verminderde sociale samenhang tot gevolg hebben dat wijkbewoners zich minder verantwoordelijk voelen voor andere wijkbewoners en ook voor de kinderen van die andere wijkbewoners (Commission on Children at Risk, 2003; De Winter, 2011; Fisher & Gruescu, 2001; Flap & Völker, 2005; RMO/RVZ 2009; Sampson, Morenoff, & Earls, 1999). Ouders uit achterstandswijken worden er door een stapeling van problemen belemmerd om zich te organiseren en zich in te zetten voor het gemeenschappelijk welzijn in de wijk. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit weinig supervisie op kinderen in de buurt en weinig onderhoud van de openbare ruimte (Slocock, 2015). Omgekeerd kunnen ouders hierdoor minder vanzelfsprekend rekenen op informele ondersteuning in de opvoeding door buurtbewoners of op sociale structuren als geloofsgemeenschap, sportclub en speeltuin. Als resultaat kunnen ouders in grootstedelijke achterstandswijken meer dan elders moeite hebben om hun kinderen op te voeden (Anderson, 1999; Junger-Tas, Steketee, & Moll, 2008; Putnam, 2016). Ook in het geval van de wijken Overvecht en Kanaleneiland spreken Pauw en Verhoeff (2012) over kinderen die opgroeien in situaties waarbij de opvoeders weinig kracht ervaren om zich aan de buurt en de samenleving te verbinden.