In berekende bezieling

In berekende bezieling

Anneke Menger | 2018 | www.husite.nl
Gratis

Omschrijving

In maart 2009 hielden Jo Hermanns, destijds als bijzonder lector aan ons lectoraat verbonden, en ik samen onze lectorale rede, getiteld Walk the Line. De rede ging over professionaliteit en continuïteit in het reclasseringswerk en wij agendeerden hier de leidende onderzoeksvragen bij het net gestarte lectoraat. De vragen zoals die er lagen anno 2008/2009. 

Onder het thema ‘continuïteit’ stelde Jo Hermanns destijds dat criminaliteit een hoge mate van continuïteit kent, in de zin dat de recidivepercentages hoog zijn en de problemen van veel delinquente burgers weerbarstig. De aanpak van recidive van criminaliteit werd echter juist gekenmerkt door een grote discontinuïteit, omdat die sterk versnipperd was en zich beperkte tot losse interventies, volgtijdelijk uitgevoerd en vaak zonder programmatische samenhang (Hermanns & Menger, 2009). Dit leek hem geen goed idee. Hij bepleitte een persoonsgerichte aanpak bij delinquente burgers, gebaseerd op een expliciet veranderingsmodel, waarbij de verschillende interventies niet na elkaar maar tegelijkertijd, als een geheel, in een cirkel om iemand heen werden gedrapeerd.

Deze aanpak is bekend worden als het wraparound care model. Het lectoraat nam zich voor onderzoek te doen dat de inhoudelijke samenhang bij de aanpak van delinquente burgers kon versterken.  


Onder het thema ‘professionaliteit’ bepleitte ik een beeld van professioneel reclasseringswerk dat zich niet zou beperken tot integere uitvoering van losse, geprotocolleerde en evidence based interventies. Want in dit beeld werden cliënten te gemakkelijk gereduceerd tot passieve en voorspelbare objecten van professionele bemoeienis. En reclasseringswerkers tot passieve uitvoerders van door beleid en wetenschap ontwikkelde protocollen. Professionals werden destijds ook steevast ‘uitvoerders’ genoemd. Ik betoogde dat de ontwikkeling van evidence based interventies een belangrijke stap vooruit was, maar dat zij geen eigen leven leiden en alleen daadwerkelijk effectief kunnen worden in handen van effectieve professionals. En professionals die zich passieve uitvoerders voelen en niet achter hun werk en methoden staan zijn volgens Wampold et al. (1997) verminderd effectief. Ik introduceerde daarom het belang van ‘wie werkt’, als aanvulling op de destijds alles overheersende vraag ‘wat werkt’? Het lectoraat nam zich voor bij te dragen aan grotere samenhang tussen ‘wat werkt’ en ‘wie werkt’ en het onderzoek niet te richten op de ontwikkeling van specifieke methoden, maar op algemene kenmerken van professionaliteit. Waarbij reclasseringscliënt niet als voorspelbare en passieve ontvangers werden voorgesteld, maar waar hun bewuste actieve bijdrage aan de samenwerking met de reclasseringswerker een rode draad zou vormen. En waarbij reclasseringswerkers zich geen uitvoerders voelen van door anderen ontwikkeld beleid en methoden, maar actieve deelnemers aan de innovatie van het vak. Om deze wederzijds actieve opvatting van het reclasseringswerk te stimuleren introduceerden we de term ‘werkalliantie’, die duidt op de kwaliteit van actieve doelgerichte samenwerking tussen cliënten en professionals. Deze term introduceerden we tevens als een alternatief voor het begrip ‘relatie’, omdat dit ons ook om andere redenen, beschreven in paragraaf 2, passender leek voor het reclasseringswerk. 


De inhoudelijke samenhang tussen onze betogen over continuïteit en professionaliteit in 2009 was groot, vooral bij doordenking van de implicaties. In de afgelopen negen jaar is er veel gebeurd en veel veranderd. Tegelijkertijd lijken de vraagstukken anno 2018 behoorlijk op die van 2009. En de samenhang tussen de thema’s continuïteit en professionaliteit is er alleen maar duidelijker op geworden. Hoe staan de zaken er momenteel voor rond de destijds geagendeerde onderzoeksthema’s?


Ik bespreek twee actuele en onderling samenhangende vraagstukken. Dit doe ik aan de hand van het reclasseringswerk, maar zij hebben bredere geldigheid voor de professionals in het forensisch-sociale domein. Ik begin in het hart van het professionele handelen met cliënten aan wie de bemoeienis is opgelegd door justitie (§2). Daarna volgen enkele actuele ontwikkelingsvragen rond de professionaliteit van het reclasseringswerk (§3).