Oude waarden in nieuwe tijden: Over de kracht van maatschappelijk werk in de 21e  eeuw

Oude waarden in nieuwe tijden: Over de kracht van maatschappelijk werk in de 21e eeuw

Gratis

Omschrijving

Voorwoord: Werken van barmhartigheid 

De basis
Op de omslag van deze publicatie staat een afbeelding van de zeven werken van barmhartigheid:

• de hongerigen te eten geven
• de naakten kleden
• de dorstigen te drinken geven
• de doden begraven
• de gevangenen bezoeken
• de zieken verzorgen
• de vreemdelingen herbergen

Om in aanmerking te komen voor een leven na de dood, was het van groot belang tijdens het leven goede daden te verrichten. De zeven werken van barmhartigheid waren daarvoor een goed uitgangspunt. In de verzorgingsstaat van de 20e eeuw ging het echter helemaal niet meer om de plicht goede daden te verrichten. Het ging eerder om het recht goede daden te ontvangen. Met de introductie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de verschuiving van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving wordt gezocht naar een nieuw evenwicht tussen goede daden verrichten en goede daden ontvangen. Maatschappelijk werk heeft in haar wezen altijd iets van de werken van barmhartigheid als bron gehad. Basaal is het erom begonnen de materiële situatie van nooddruftigen en kwetsbaren op orde te krijgen. Het gaat echter niet alleen om zorgen voor die kwetsbaren, maar ook om zorgen dat de kwetsbaren zelf hun leven ter hand kunnen nemen. Hierover gaat dit betoog.

De omslag
In de loop van de tijd is de overtuiging gegroeid dat de doelgroep van deze goede werken hun ongemak en ellende tenminste toch voor een deel aan zichzelf te danken had. De betreffende mensen bleken naar hun aard zeer bevattelijk voor de zeven hoofdzonden: hoogmoed, gierigheid, onkuisheid, afgunst, gulzigheid, boosheid, luiheid. De koppeling van aard en gedrag van mensen aan de omstandigheden waarin ze verkeerden, gaf de hulpverlening een ander karakter. Ze kreeg een sterk paternalistische inslag en allerhande repressieve maatregelen waren het gevolg. In de 19e en de 20e eeuw zijn we de schuldvraag anders gaan bekijken. Mensen zijn misschien wel bevattelijk voor de hoofdzonden, maar externe omstandigheden zijn daar mede debet aan. We weten tegenwoordig in de hulpverlening dat straffen alleen onvoldoende helpt, en leggen daarom steeds meer nadruk op empowerment en positieve bekrachtiging. Mensen moeten gemotiveerd en gestimuleerd worden om ander gedrag te gaan vertonen. Je zou kunnen zeggen dat we ons tegenwoordig vooral richten op het versterken van de zeven deugden: verstandigheid, eerlijkheid, zelfbeheersing, doorzettingsvermogen, geloof, hoop en (naasten)liefde.
 

De basis
In 1990 startte ik als docent psychologie in het Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs en ik was geboeid door maatschappelijk werk. Ik kende het een beetje vanuit mijn jeugd omdat mijn ouders vrijwilliger bij de kinderbescherming waren geweest en er met enige regelmaat maatschappelijk werkers bij ons over de vloer kwamen. Toen ik meer over maatschappelijk werk te weten kwam, vond ik het als hulp- en dienstverlenende discipline al snel interessanter dan de psychologie. Problemen van mensen zijn immers altijd ingebed in sociale en maatschappelijke omstandigheden. De gerichtheid op zowel materiële als immateriële omstandigheden boeide mij. Net als het gegeven dat maatschappelijk werkers daarbinnen opereren door zowel zelf te interveniëren in het cliëntsysteem, als door verbindingen te leggen met andere disciplines en tekorten te signaleren in maatschappelijke structuren en/of wet- en regelgeving. Maatschappelijk werk is een ongelooflijk veelzijdig en boeiend beroep.

Vanaf 1992 houd ik me bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (nu MOVISIE) bezig met de professionalisering van maatschappelijk werkers. Hier liep ik aan tegen het feit dat er binnen maatschappelijk werk veel impliciete kennis is (tacit knowledge), maar weinig geëxpliciteerde kennis. Dit maakte dat ik ongegeneerd, en op dat moment niet gehinderd door veel kennis van de geschiedenis van maatschappelijk werk, aan de slag ging met methodiekontwikkeling. De laatste jaren houd ik mij daarbij bezig met samenwerkingsvraagstukken en het systematisch beschrijven van wat uitvoerders voor wie en waarom doen. Deze zogenaamde ‘modulen’ vormen de bouwstenen van de hulpverlening die helpen bij het samenwerken en afstemmen met andere disciplines.

De omslag
Het systematiseren van praktijkkennis is nooit ‘af’. Op gezette tijden moet de beroepsgroep haar inzichten en werkwijzen herzien om af te stemmen op de dan geldende maatschappelijke opdracht. De kunst is om daarbij aan te blijven sluiten bij de kernwaarden van het beroep. Om dat te kunnen doen moeten maatschappelijk werkers zich transparant, toetsbaar en leerbaar opstellen. Ze moeten zich bewust zijn van het rijke verleden en ‘oude’ waarden steeds weer in het licht van de nieuwe tijd plaatsen. Ook op dit moment in de tijd, met de invoering van de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de economische crisis en de (verwachte) bezuinigingen in het sociale domein, is herijking van het werk van belang. Maatschappelijk werkers hebben in potentie veel in huis en ze kunnen, ook vandaag de dag, het verschil maken in het sociale domein.

Mijn opdracht bij Hogeschool INHolland luidt als volgt: 

‘Het doen van toegepast onderzoek op het terrein van maatschappelijk werk en dienstverlening, gericht op gehanteerde methoden en technieken en methodiekontwikkeling (in het bijzonder op het terrein van materiële dienstverlening) binnen de context van de te verwachten en feitelijk optredende effecten van de Wmo’

Samen met de leden van de kenniskring zal ik de rol en de kansen van maatschappelijk werk onder het gebouw van de Wmo en haar rol als bruggenbouwer in het hart van de participatiesamenleving, verkennen en agenderen. Met hen en met uitvoerend maatschappelijk werkers zal ik verder werken aan een overzicht van methoden en werkwijzen van praktische en materiële hulp- en dienstverlening (in relatie tot immateriële hulp- en dienstverlening). Met name de implementatie van deze werkwijzen in de praktijk om daadwerkelijk te komen tot effectieve hulp- en dienstverlening waar de doelgroepen van de Wmo, cliënten, gemeenten en de maatschappij als geheel baat bij hebben, heeft mijn aandacht.

Deze kennis brengen we ook in het onderwijs in, door zowel bij te dragen aan het creëren van een eigentijds curriculum, als door studenten en docenten te betrekken bij activiteiten van het lectoraat. Maatschappelijk werk heeft de kracht om de samenleving en kwetsbare burgers een stukje beter te maken. Aan die ambitie wil ik bijdragen.

Margot Scholte November 2009