In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) heeft onderzoeksbureau Right to Rise een rechtsvergelijkend onderzoek uitgevoerd naar de inzet van preventieve beschermingsbevelen bij huwelijksdwang, achterlating en vrouwelijke genitale verminking (VGV). Het onderzoek werd uitgevoerd in de periode oktober 2024 tot mei 2025.
Aanleiding en doel van het onderzoek
Huwelijksdwang, achterlating en VGV worden internationaal erkend als ernstige schendingen van mensenrechten. Ook in Nederland lopen jaarlijks naar schatting honderden tot duizenden mensen risico om slachtoffer te worden van deze vormen van geweld. Het gaat daarbij vooral om meisjes en vrouwen, maar ook jongens, mannen en lhbtiq+ personen kunnen risico lopen. De Nederlandse overheid heeft zich gecommitteerd aan het voorkomen van deze praktijken en aan het bieden van effectieve bescherming aan (potentiële) slachtoffers. Desondanks wordt in de Actieagenda Schadelijke Praktijken geconstateerd dat de huidige aanpak in Nederland tekortschiet:
“Het is onze ambitie om schadelijke praktijken te voorkomen, te bestrijden en de slachtoffers eerder te helpen. Wij berusten er niet in dat het onvoldoende lukt om deze praktijken te voorkomen. Het is belangrijk dat professionals beter leren de problemen vroegtijdig te herkennen, dat zij signalen en vermoedens melden en vervolgens kunnen handelen met de juiste vaardigheden en instrumenten.”
Tegen deze achtergrond is in dit onderzoek verkend in hoeverre preventieve beschermingsbevelen, zoals die worden toegepast in België, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, kunnen bijdragen aan de Nederlandse praktijk.
Onderzoeksvragen
Het onderzoek richtte zich op de volgende vier vragen:
1. Welke preventieve beschermingsbevelen kent Nederland nu en welke bescherming bieden deze aan (potentiële) slachtoffers van huwelijksdwang, achterlating en VGV?
2. Welke preventieve beschermingsbevelen worden in België, Denemarken, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk ingezet om huwelijksdwang, achterlating en VGV te voorkomen?
3. Leiden deze buitenlandse preventieve beschermingsbevelen tot een hoger beschermingsniveau dan in Nederland mogelijk is?
4. Wat is er nodig om dergelijke preventieve beschermingsbevelen ook in Nederland in te voeren?