Rehabilitatie Een oriëntatie en een beschrijving van drie benaderingswijzen

Rehabilitatie Een oriëntatie en een beschrijving van drie benaderingswijzen

2000
6,90
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

De betekenis van rehabilitatie wordt in dit Cahier herhaaldelijk geformuleerd. Elke auteur tracht vanuit zijn of haar discipline te verwoorden wat deze ‘filosofie van vermaatschappelijking’ behelst
en vooral ook wat het niet is of waarin het zich van andersoortige hulpverlening onderscheidt, en, niet in de laatste plaats, wat de valkuilen zijn voor hulpverleners en instanties die immers zo verschrikkelijk gewend zijn classificerend te denken.

“Het is een soort van mensenwerk dat thans zo’n halve eeuw bestaat”, schrijft Bennett. In de beginjaren had het begrip rehabilitatie vooral nog de eenvoudige gestalte van terugplaatsen in de
maatschappij (resettlement), ‘eenvoudig’, omdat dit terugplaatsen vooralbetrekking had op pogingen de patiënt opnieuw te integreren op het vlak van arbeid buiten het ziekenhuis. Betaald werk, zo bleek, leidde tot onverwachte lotsverbetering, “omdat de patiënten de kans kregen een andere, een normale rol te gaan vervullen”. Later in de tijd werden deze inspanningen verbreed en ontstond er de definitie die, volgens Bennett, ook vandaag nog geldig is: “() .... het proces waarbij een gehandicapt persoon geholpen wordt zo goed mogelijk gebruik te maken van zijn resterende vermogens in een zo normaal mogelijke sociale context.”

Rehabilitatie is (ook) geïnspireerd worden door verhalen. “Het is een afscheid nemen van het medisch model omdat gebleken is dat het tekortschiet”, schrijft Hulselmans, die dit aannemelijk
maakt in de reconstructie van ontmoetingen tussen de Israëlische psychiater Spivak en diens patiënt Onno. Het is een lange weg, maar wel een naar een weldoende omgeving.

“Het is”, zo benadrukken Henkelman en Dröes, “een individueel proces waartoe de participatie van de cliënt even onvervreemdbaar behoort als de eigenschappen van die cliënt waarmee men het
samen uiteindelijk moet zien te doen, de hulpverlener en de cliënt.” “En diens familie”, zo voegt Petry eraan toe, want “het is een omgevingsgericht proces”.
Zonder feitelijk terug te keren naar de geschiedenis van de patiënt, en dus naar zijn of haar verwanten ( het rehistoriseren), is een herstel ondenkbaar, niet alleen omdat het ‘stukgaan’ veelal ergens in het landschap van de familie is aangevangen, maar omdat patiënt en familie een wezenlijke band hebben met elkaar en de verhalen daarover zo verhelderend zijn voor het
begrijpen van de vele of bijzondere wederzijdse moeilijkheden.


Het werkelijk vernieuwende van rehabilitatie is de expliciete aandacht voor de ideeën en idealen van de individuele cliënt, zoals Van Weeghel (1995) heeft benadrukt. “Het gaat erom de vaardigheden van de cliënten te vergroten en tegelijkertijd de negerende en discriminerende wijze waarop de samenleving cliënten bejegent tegen te gaan.”
Zonder dit laatste, de balans tussen cliënt en omgeving, is rehabilitatie ondenkbaar te realiseren en kan van vermaatschappelijking ook geen sprake zijn.

Het welslagen van alle inspanningen is niet alleen afhankelijk van de intenties, de attitude en de professionaliteit van betrokken hulpverleners, maar in hoge mate ook van alle maatschappelijke instanties en van de samenleving zelf, van gewone burgers in gewone buurten of woonwijken. Deze balansis ook terug te vinden in het consensusdocument van de World Health Organization (WHO, 1996) over psychosociale rehabilitatie. Daarin worden duidelijk drie niveau’s onderscheiden: het individuele niveau, het voorzieningenniveau en de samenleving in haar geheel (zie Schene & Henselmans, 1999). Het onderstreept het wezenlijke van rehabilitatie: het functioneren in omgevingen.