De stand van het sociaal werk in Nederland

De stand van het sociaal werk in Nederland

Gratis

Omschrijving

In 2019 concludeerden wij uit onderzoek van TNO naar arbeidsproblematiek in zorg en welzijn dat veel sociaal werkers ontevreden zijn. Movisie onderzocht in ‘De grote raadpleging van het sociaal werk 2020’ hoe dat komt en wat de invloed daarvan op hun beroepsuitoefening is. En wat is de impact van de veranderingen in het sociaal domein op sociaal werkers? Vele honderden sociaal werkers lieten hun stem horen.

Welke veranderingen ervaren sociaal werkers in hun werkzaamheden?

In de raadpleging benoemen sociaal werkers dat de zaken die zij tegenkomen complexer zijn geworden. Werkzaamheden op het gebied van psychische gezondheid, sociaal netwerk, wonen en leefbaarheid, financiën en huiselijke relaties nemen toe. Sommigen beargumenteren dat de huidige coronacrisis een van de factoren is waarom sociale problematiek in de maatschappij complexer is geworden. Andere sociaal werkers benoemen dat dit een gevolg is van toegenomen multi-problematiek, de transitie, de veranderende visie en maatschappelijke veranderingen die dit heeft teweeggebracht (denk aan de verwachting dat mensen meer zelfredzaam moeten zijn, beroep moeten doen op het sociaal netwerk en (langer) zelfstandig thuis wonen). Dat er meer aandacht voor deze specifieke thema’s in het werk is gekomen ervaren de meeste sociaal werkers als positief (je anticipeert immers op wat er in de samenleving gebeurt) en zien dit als uitdagend en prikkelend. Zo is men meer integraal gaan werken en het verhelderen van de vraag op alle levensgebieden hebben meer nadruk gekregen. Sociaal werkers zijn ook minder tevreden over sommige aspecten. Sociaal werkers houden zich in toenemende mate bezig met monitoren, rapporteren en administratie, ten opzichte van vijf jaar geleden.

Welk effect hebben de opdrachtgever en de organisatievorm op de beroepsuitoefening en de sociaal werker?

Met de transities, waarbij gemeenten verantwoordelijk zijn geworden voor de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet, zijn regionale en lokale verschillen ontstaan in hoe het sociaal werk wordt georganiseerd. Bij de dagelijkse uitvoering van het werk is de grootste rol van de gemeente die van opdrachtgever en van financier. Een meerderheid (62 procent) van de sociaal werkers geeft aan dat er financiële tekorten zijn in de gemeente waar we ze werken. De financiële tekorten hebben grotendeels een negatieve invloed op de uitoefening van het werk van sociaal werkers. Veel professionals noemen dat bij bezuinigingen vaak het (toenemende complexe) werk met minder professionals moet worden uitgevoerd. Sociaal werkers benoemen dat dit leidt tot overbelasting, met verzuim als gevolg. Tegelijkertijd heeft dit ook invloed op de kwaliteit van de hulp- en dienstverlening. Hierdoor kunnen sociaal werkers bijvoorbeeld niet voldoende aandacht besteden aan het vinden van een passende oplossing voor een inwoner. Door middel van aanbestedingen kopen gemeenten zorg en ondersteuning in om de taken in het sociaal domein uit te voeren. 59 procent van de organisaties waarbij de sociaal werkers in dienst zijn heeft te maken heeft met aanbestedingen. Het aanbesteden brengt voor welzijnsorganisaties, professionals, inwoners en samenwerkingspartners spanningen met zich mee. De aanbestedingen leiden ten eerste tot veel onzekerheid in het werk. Onzekerheid of de opdracht voor de organisatie opnieuw gegund wordt. Maar ook tot onzekerheid over het behouden van je baan, waardoor de continuïteit van de ondersteuning en hulpverlening aan cliënten en inwoners in gevaar komt. Sociaal werkers geven ook aan dat zij veel tijd moeten investeren om een aanbesteding opnieuw te krijgen. Dit gaat ten koste van het inhoudelijke werk met inwoners en cliënten.

Hoe ervaren sociaal werkers hun beroepsidentiteit?

Sociaal werk is een relatief nieuw begrip dat rond 2014 is opgekomen in Nederland. Door de decentralisatie is de nadruk meer komen te liggen op het bieden van zorg en ondersteuning dicht bij mensen thuis. Sociaal werkers zijn trots op hun werk en hun beroep. Over het algemeen hebben zij het gevoel dat hun vak wordt gewaardeerd. Meer dan 90 procent heeft het gevoel dat inwoners hun werk waarderen. Maar slechts 59% is het eens tot zeer eens met de stelling ‘Ik heb het gevoel dat mijn beroep maatschappelijk wordt gewaardeerd’. Dit kan te maken hebben met de onduidelijkheid die er is over werk dat sociaal werkers doen. 43% van de sociaal werkers geeft aan dat cliënten en 40% dat andere professionals niet goed begrijpen wat ze doen. Een van de reden is de onduidelijke beroepsidentiteit. De sociaal werkers hebben samen maar liefst 283 verschillende functienamen van maatschappelijk werker, wijkcoach tot consulent. De verbondenheid van sociaal werkers met de mensen waarmee en waarvoor ze werken is groot. Maar liefst 70 procent van de sociaal werkers voelt zich heel erg verbonden met de doelgroep. Daarnaast zien we dat 61 procent van de sociaal werkers zich sterk verbonden voelt met het beroep. Sociaal werkers voelen zich daartegenover steeds minder verbonden met de organisatie waar ze werkzaam zijn en met hun directe collega’s dan 5 jaar geleden. De verbondenheid met collega’s is bij 30% van de sociaal werkers minder geworden, de verbondenheid met de organisatie is zelfs bij 40% minder geworden. Veel sociaal werkers geven aan dat de verbinding met collega’s sterk verminderd is door de coronacrisis. Zij ervaren minder voldoening omdat ze hun werk op afstand moeten uitvoeren. Maar we zien ook trots bij veel sociaal werkers dat zij er in deze tijd toch voor mensen in een kwetsbare positie kunnen zijn. Het belang van het sociaal werk is volgens sommigen zichtbaarder geworden.

Hoe zien sociaal werkers hun toekomst?

Uit arbeidsonderzoek bleek al dat veel werknemers binnen vijf jaar de sector wil verlaten. Dit beeld wordt in deze raadpleging bevestigd. Bijna 20% zegt niet meer als sociaal werker te willen werken, 40 procent twijfelt. Het nodigt nadrukkelijk uit om in te zetten op oplossingsrichtingen die dit tij kunnen keren zoals zorgen dat sociaal werkers meer tijd kunnen besteden aan de inhoudelijke kern van het werk. De meeste sociaal werkers zijn met hart en ziel betrokken en krijgen energie van het van betekenis zijn voor anderen en het contact dat hiermee gepaard gaat. Maar toegenomen administratieve lasten, de hoge werkdruk, voortdurend veranderingen, verloop van collega’s, beperkte betrokkenheid of onrealistische verwachtingen brengen roet in het eten. Ook de professionele autonomie kan een rol spelen. Sociaal werkers waarderen hun eigen autonomie met een 7, maar geven ook aan dat de rol van de lokale overheid groot is. Dit biedt aangrijpingspunten om energie en werkplezier van werkers te vergroten zodat het sociaal werk klaar is voor de toekomst.