Het doel van deze handleiding is om het makkelijker te maken voor professionals om het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, ook bekend als het Verdrag van Istanbul, te begrijpen en zich eigen te maken.
Het Verdrag van Istanbul, dat in 2014 in werking trad en in 2016 door België werd geratificeerd, is een internationaal verdrag dat door 38 staten werd geratificeerd.1 Het is het eerste instrument in Europa dat bindende normen vastlegt voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld op vier belangrijke gebieden, namelijk i) de preventie van geweld, ii) de bescherming van slachtoffers, iii) de vervolging van plegers en iv) de ontwikkeling van een geïntegreerd, alomvattend en gecoördineerd beleid.
Deze handleiding is ontworpen als onderdeel van de uitvoering van twee maatregelen in het Nationaal Actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld 2021-2025 (hierna: NAP). Met het Verdrag van Istanbul als kompas voorziet het NAP om "alle betrokken actoren bewust te maken van het Verdrag van Istanbul en om het bewustzijn van de uitvoering ervan op alle overheidsniveaus te vergroten" en om "een verklarende nota op te stellen voor de relevante departementen over het Verdrag van Istanbul, de doelstellingen, definities en concepten ervan, evenals over de verplichtingen die België heeft onderschreven".
De bedoeling is om de artikelen van de Conventie in detail te bespreken, de inhoud van de verplichtingen die de Belgische Staat heeft onderschreven uit te leggen en voorbeelden te geven van de tenuitvoerlegging in België of van goede praktijken (in België en daarbuiten) waaruit de verschillende bevoegde overheden inspiratie kunnen putten. Het is de bedoeling om de relevante actoren te identificeren (de federale staat, de gemeenschappen, de gewesten, de steden en gemeenten, alsook de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht).
Wat volgt zal aantonen dat iedereen kan bijdragen tot de implementatie van het Verdrag van Istanbul, ongeacht hun sector of bevoegdheidsniveau.
De handleiding werd afgerond in het voorjaar van 2024, in het kader van onderzoek uitgevoerd aan de UCLouvain Saint-Louis Bruxelles, onder leiding van Diane Bernard, met dank aan het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen (IGVM). Het is belangrijk op te merken dat er sindsdien politieke ontwikkelingen en veranderingen in het overheidsbeleid kunnen hebben plaatsgevonden. Daardoor is het mogelijk dat sommige voorbeelden in dit document niet meer volledig representatief zijn voor de huidige situatie. Lezers worden aangemoedigd om de meest recente officiële bronnen te raadplegen voor actuele informatie.