Verkenning  Hoge verwachtingen  Kansen en belemmeringen voor jongeren in 2019

Verkenning Hoge verwachtingen Kansen en belemmeringen voor jongeren in 2019

2019
Gratis

Omschrijving

In deze verkenning van het SER Jongerenplatform is bekeken in hoeverre Nederlandse jongeren voldoende zijn toegerust om zich te kunnen ontplooien, een zelfstandig bestaan op te bouwen en hoe zij dit zelf ervaren. Het SER Jongerenplatform stelt vast dat er in Nederland veel kansen voor jongeren zijn en de meeste jongeren deze kansen graag willen benutten.
Nederlandse jongeren hebben het goed in vergelijking met jongeren uit minder welvarende landen, ze geven in het algemeen aan gelukkig te zijn en ze hebben positieve verwachtingen over hun toekomst. Tegelijkertijd ziet het SER Jongerenplatform dat de positie van jongeren onder druk staat. 
De verkenning van het SER Jongerenplatform heeft zich toegelegd op een brede, feitelijke analyse van de positie van jongeren over hun levensloop. Jongeren weten wat van hun leven te maken. Daar werken ze hard voor en dat is iets om met recht trots op te zijn. Dit is echter te vaak eerder ondanks dan dankzij de omstandigheden. Niet alle jongeren zijn in voldoende mate toegerust om zich te kunnen ontplooien en een zelfstandig bestaan op te bouwen. 
Jongeren die wel voldoende zijn toegerust, ondervinden belemmeringen en onzekerheden waardoor hun weg naar zelfstandigheid trager verloopt. Dat is duidelijk zichtbaar aan de hand van de constatering dat de mijlpalen van nieuwe generaties in Nederland op een steeds later moment in het leven worden bereikt. Dit is in veel gevallen geen vrijwillige keuze van jongeren maar wordt veroorzaakt door een stapeling van ontwikkelingen en beleidsmaatregelen. Deze stapeling heeft geleid tot knelpunten en tot risico’s die in het bijzonder neerslaan bij bepaalde groepen jongeren. Daarnaast hebben Nederlandse jongeren aanzienlijke last van toenemende prestatiedruk, stress en psychische klachten.
De samenleving ontwikkelt zich steeds meer tot een netwerksamenleving waarin het belangrijk is dat je ‘gekend’ wordt. Wie de juiste relaties heeft, heeft meer kans op interessant werk, op hulp bij financiële tegenslagen en op een soepeler combinatie van werk 
en zorg. Wie dergelijk ‘sociaal kapitaal’ niet van huis uit meekrijgt, heeft het – ondanks 
behaalde diploma’s – een stuk moeilijker. Het SCP spreekt van een set van hulpbronnen met 
vier soorten kapitaal (economisch kapitaal, persoonskapitaal, sociaal kapitaal en cultureel 
kapitaal) die invloed hebben op de positie in de maatschappij. In diverse adviezen van de SER 
wordt opgemerkt dat het lijkt alsof er een ‘onzichtbare’ muur wordt opgetrokken waarbij 
individuen aan de ene kant van de muur meer kansen hebben dan aan de andere kant van de 
muur. Het hebben van het goede netwerk (via ouders, familie, vrienden) lijkt zeker voor 
jongeren steeds belangrijker te worden. 

 

Jongeren die beschikken over voldoende hulpbronnen staan aan de goede kant van deze 
onzichtbare muur en profiteren het meest van alle kansen en mogelijkheden. Jongeren die 
beschikken over minder hulpbronnen om risico’s op te vangen hebben minder mogelijkheden 
om hun kansen te grijpen en zo hun positie te ontstijgen. Ze staan ‘aan de andere kant’. Voor 
alle jongeren stapelen de risicofactoren zich op gedurende de levensloop. 
In vier hoofdstukken wordt aan de hand van de drie kernbegrippen uit de hoofdvraag van de 
verkenning (‘toegerust’, ‘ontplooien’ en ‘zelfstandig bestaan’) bekeken in hoeverre er voor 
jongeren kansen, knelpunten of belemmeringen bestaan in de onderzochte levensfases.
Vervolgopleiding 
Jongeren volgen vaker en langer vervolgonderwijs dan eerdere generaties. Nieuwere 
generaties zijn hoger opgeleid. Studenten verlaten wel steeds later het ouderlijk huis, 
vergeleken met vijf jaar terug al één jaar later, mede als gevolg van de invoering van het 
sociaal leenstelsel en de aanscherping van het bindend studieadvies. Veertig procent van de 
thuiswonende studenten zegt niet op kamers te zijn gegaan wegens de financiële 
onmogelijkheid ervan. 

Het Nederlands tertiair onderwijs is in het algemeen van goede kwaliteit, toegankelijk en 
redelijk betaalbaar. Nederlandse studenten verkeren daarmee in een goede positie om zich te 
ontplooien en om de basis te leggen voor een zelfstandig leven. Er zijn echter zorgen over de 
toegankelijkheid van het tertiair onderwijs voor bepaalde groepen en de hiermee 
samenhangende kansenongelijkheid. Een ander aandachtspunt gaat over de doorstroom 
binnen het onderwijs om talent maximaal (en een leven lang) te kunnen ontplooien op alle 
niveaus. Deze mogelijkheid lijkt te stagneren.2 Daarnaast zijn er zorgen bij jongeren over de 
invloed van het sociaal leenstelsel op hun financiële positie en de latere gevolgen in hun leven 
(bijvoorbeeld bij het kopen van een huis en het starten van een gezin). 
Er heerst tevredenheid onder studenten over de stages en werkervaringsplekken die zijn 
gevolgd, aangezien zij hiermee praktisch veel leren en hun arbeidsmarktkans vergroten. De 
begeleiding in het zoeken naar een stage en tijdens de stage vanuit de opleiding wordt wel
vaak wel als verbeterpunt genoemd. Jongeren, met name in het hbo, zijn hier kritisch over.
Uit onderzoek komt naar voren dat mbo-studenten met een niet-westerse 
migratieachtergrond een sterk achtergestelde positie hebben bij het vinden van een geschikte 
stageplek. Het verschil tussen mbo-studenten met een Nederlandse achtergrond en niet￾westerse migratieachtergrond is aanzienlijk. Een derde (32,5 procent) van de mbo-studenten 
met een niet-westerse migratieachtergrond moet minimaal vier keer of vaker solliciteren voordat zij een stageplek hebben gevonden. Voor autochtone studenten geldt dat slechts in veertien procent van de gevallen.
Zorgelijk is de hoge mentale druk onder studenten, die volgens hulpverleners stijgt. 
Studenten voelen zich meer ‘gejaagd’ en een ruime meerderheid ervaart aanzienlijke studiestress en prestatiedruk, stelt hoge eisen aan zichzelf en voelt overdag extreme vermoeidheid. Een aanzienlijke minderheid heeft angst- en depressieklachten en er is zelfs 

Het Nederlands tertiair onderwijs is in het algemeen van goede kwaliteit, toegankelijk en redelijk betaalbaar. Nederlandse studenten verkeren daarmee in een goede positie om zich te ontplooien en om de basis te leggen voor een zelfstandig leven. Er zijn echter zorgen over de toegankelijkheid van het tertiair onderwijs voor bepaalde groepen en de hiermee samenhangende kansenongelijkheid. Een ander aandachtspunt gaat over de doorstroom binnen het onderwijs om talent maximaal (en een leven lang) te kunnen ontplooien op alle niveaus. Deze mogelijkheid lijkt te stagneren.2 Daarnaast zijn er zorgen bij jongeren over de invloed van het sociaal leenstelsel op hun financiële positie en de latere gevolgen in hun leven (bijvoorbeeld bij het kopen van een huis en het starten van een gezin). 
Er heerst tevredenheid onder studenten over de stages en werkervaringsplekken die zijn gevolgd, aangezien zij hiermee praktisch veel leren en hun rbeidsmarktkans vergroten. De begeleiding in het zoeken naar een stage en tijdens de stage vanuit de opleiding wordt wel vaak wel als verbeterpunt genoemd. Jongeren, met name in het hbo, zijn hier kritisch over.
Uit onderzoek komt naar voren dat mbo-studenten met een niet-westerse migratieachtergrond een sterk achtergestelde positie hebben bij het vinden van een geschikte stageplek. Het verschil tussen mbo-studenten met een Nederlandse achtergrond en niet￾westerse migratieachtergrond is aanzienlijk. Een derde (32,5 procent) van de mbo-studenten met een niet-westerse migratieachtergrond moet minimaal vier keer of vaker solliciteren voordat zij een stageplek hebben gevonden. Voor autochtone studenten geldt dat slechts in veertien procent van de gevallen.


Zorgelijk is de hoge mentale druk onder studenten, die volgens hulpverleners stijgt. 
Studenten voelen zich meer ‘gejaagd’ en een ruime meerderheid ervaart aanzienlijke studiestress en prestatiedruk, stelt hoge eisen aan zichzelf en voelt overdag extreme vermoeidheid. Een aanzienlijke minderheid heeft angst- en depressieklachten ....