Het is een vraag van Quincy, een jongeman van zeventien jaar. Terugdenken aan dit moment voel ik ongemak. Niet zozeer vanwege de vraag zelf of de geschiedenis van Quincy. Het is de herinnering aan mijn eerste reactie op deze vraag die onbehaaglijk is. Achteraf gezien handelde ik niet goed. Ik schoot tekort. Aanvankelijk. In een zaak waar het om het scherpst van de snede ging.
Quincy heeft zijn jongere zusje Luna een lange tijd, vanaf haar tiende, misbruikt. Het werd bekend en het gezin valt uiteen. Quincy en Luna zien elkaar anderhalf jaar niet. Beiden krijgen intensieve hulp. Dan is het om allerlei redenen tijd voor gezinshereniging. En iedereen, maar vooral Luna, moest daarbij veilig zijn. Dat was de minimumvoorwaarde. En ik kreeg een belangrijke rol in dat proces. Aanvankelijk leek het op rolletjes te lopen. Quincy had diepe spijt. Luna was vergevingsgezind. Er was een helder veiligheidsplan. We waren optimistisch. Banden werden hersteld en het gevaar leek geweken. Zo dachten mijn collega’s van de gezinsvoogdij en de jeugdreclassering er ook over. Net als de ouders van Luna en Quincy. Toen kwam Quincy met zijn vraag. En even later veranderde de omstandigheden dramatisch. En bleken we ons allemaal vergist te hebben.
Op zulke momenten willen we kunnen terugvallen op kennis over wat werkt en wat niet, op de beschikbare wetenschappelijke of ervaringskennis. Kennis die ons in staat stelt principes, bewezen methoden en aanpak op het gebied van kindermishandeling toe te passen. Dat is het idee. Maar de omstandigheden die ik aantrof bij Quincy en zijn familie waren niet bepaald standaard. Ik reageerde instinctief op Quincy´s vraag. Ik stelde hem gerust. Je zus misbruiken is ernstig, maar dat wil niet zeggen dat je seks wilt hebben met andere kinderen.
Was mijn reactie ingegeven door de drang om Quincy´s gewetenslast te verlichten? Wilde ik de ouders van Quincy en Luna het idee besparen dat ze een pedofiel opgevoed hebben? Of was het mijn eigen ongemak over het feit dat ik wellicht iets ernstigs over het hoofd had gezien? Quincy ging me in de loop van de tijd steeds meer vertellen wat er in hem omging. En wat hij allemaal op het gebied van seksueel overschrijdend gedrag had vertoond waar niemand nog van wist. Bijvoorbeeld: volgens het dossier had hij bij een gelegenheid zich ontkleed getoond aan een vreemde. Gedurende de maanden die ik met Quincy optrok ontdekte ik dat hij zich bij veel meer gelegenheden schuldig had gemaakt aan exhibitionisme. Ook bij hele jonge kinderen. Informatie waar tot dan toe niemand over beschikte.
Ik ontdekte dat Quincy nooit met dit gedrag was gestopt. Anderhalf jaar therapie had hem vooral geleerd hoe hij zijn gestoorde gedrag kon verbergen, ook thuis. Onbedoeld hebben we omstandigheden gecreëerd waarin Luna, hoewel ze inmiddels veel assertiever was dan vroeger, opnieuw blootstond aan potentieel gevaar.
Marijke staat in de berm langs de A6. In de regen. Een kilometer of tien bij Almere vandaan. Ze wrijft over haar bolle buik, ze is acht maanden zwanger, en kijkt beduusd de auto na waarin ze zojuist nog zat. Het ging allemaal heel snel. ´Wie zit je te appen?’ vraagt hij. Half voor de grap antwoord je: ‘Gaat je niks aan’. Piepend remmen, stilstaan op de vluchtstrook. Hij stapt uit, loopt om, doet jouw portier open, trekt je aan je arm de auto uit, gooit je de berm in, je valt op je kont in het natte gras en ziet hem zonder jou wegrijden. Met je dochter van twaalf nog op de achterbank.
Als je binnenkort ergens in Nederland een gebouw ziet dat oranje is uitgelicht, dan heeft dat niks met het koningshuis of voetbal te maken. Je bent dan getuige van een actie in het kader van de wereldwijde campagne van de Verenigde Naties ´Orange The World´. Deze campagne loopt van 25 november, de dag tegen geweld tegen vrouwen, tot 10 december, de Internationale Mensenrechtendag. De campagne is bedoeld om ‘awareness’ in de samenleving te bevorderen van het probleem van geweld tegen vrouwen en femicide. Bewustwording die moet bijdragen aan preventie. De campagne wordt al tien jaar jaarlijks georganiseerd. Het lijkt nu urgenter dan ooit.
De afgelopen weken werden we opgeschrikt door diverse nieuwsberichten over moorden op vrouwen door hun partner of ex-partner. Op 28 september jl. werd een vrouw in Sneek door haar partner doodgeschoten. Nog geen week later werden op een dag een vrouw uit Purmerend en een vrouw uit Lent neergestoken. Door hun ex-partners. Volgens nieuwszenders en kranten roepen deze zaken opnieuw zorgen om femicide op. Ineens is de term gemeengoed geworden. Afgelopen zomer werden twee demonstraties georganiseerd, in Rotterdam en Utrecht, tegen femicide. Ook al naar aanleiding van diverse moorden op vrouwen en meisjes in korte tijd.
Wat is femicide? In letterlijke zin betekent het ‘moord op vrouwen’. Femicide wordt in de breedste zin gedefinieerd als het opzettelijk doden van een vrouw of meisje vanwege haar vrouwelijke identiteit. Vaak wordt de term toegepast op situaties waarin een mannelijke partner of ex-partner de dader is van een moord op een vrouw. In zes van de tien gevallen waarin een vrouw in Nederland is vermoord, is de dader de (ex-)partner. Je kunt door de nieuwsberichten de indruk krijgen dat we te maken hebben met een femicide-epidemie. Helaas is dat niet juist. Jaarlijks worden er in Nederland ruim veertig vrouwen vermoord door hun man, vriend ofex. Elke acht dagen sterft een vrouw op deze wijze. Het is geen epidemie, het is een structureel probleem, een chronische aandoening waar onze samenleving aan lijdt.
Op televisie zien we tal van programma’s zoals ‘Wie is de Mol’ en ‘De Verraders’ waarbij je kunt winnen door het spel slim te spelen, door andere deelnemers te manipuleren, op het verkeerde been te zetten of door bondjes te vormen. Wat wordt er wel gezegd, verdraaid en wat wordt er verzwegen? Wanneer er sprake is van dwingende controle in iemands leven wordt deze ‘speltactiek’ continu ingezet, ook als de camera’s niet draaien.
Als je als professional betrokken bent bij een casus waarin deze verhulde vorm van macht en controle speelt, loop je het risico meegezogen te worden in het zogenaamd vriendelijke, meewerkende en charmante imago dat er gepresenteerd wordt, zonder dat je je hier bewust van bent. Als dan op basis hiervan een hulpverleningsplan wordt opgesteld, heeft dit vaak grote en desastreuze gevolgen voor slachtoffers.
De dwingende controlerende ouder aan het werk
Dwingende controle, een ernstige vorm van emotioneel en psychisch misbruik, is veelal onzichtbaar voor de buitenwereld. Een pleger past tactieken toe als gaslighting, dreigen, intimideren, isoleren en onderwerpen. Er is sprake van machtsongelijkheid in de relatie en deze wordt, bewust en koste wat kost, door de pleger in stand gehouden. Om dit te bereiken worden ook anderen ingezet (flying monkeys), die de pleger veelal onbewust helpen om zijn doel te bereiken. Ook jij als professional wordt hiervoor ‘uitgenodigd’. De pleger doet zich voor als een welwillende, invoelende, meewerkende partner die zich zorgen maakt over de kinderen en over zijn rol als ouder. Hij zet dit masker bewust in.
Een praktijkvoorbeeld:
Het gedrag van Fleur (8 jaar) neemt steeds ernstiger vormen aan. Zij schopt, slaat en wanneer iets niet gaat zoals zij gedacht had, escaleert de situatie snel. Haar zusje Linde (10 jaar) is bang voor haar en durft niet meer alleen in haar buurt te zijn. De ouders zijn nog bij elkaar. In de gesprekken met het zorgteam vertelt moeder dat ze moeite heeft om deze situatie nog te bolwerken, dat ze het gevoel heeft er alleen voor te staan. Ze is moe, doodmoe én blijft er alles aan doen om er voor de kinderen te zijn. Vader geeft aan geen rol te spelen in de opvoeding, maar dit wel te willen. In de relatietherapie en in de gesprekken met de orthopedagoog wordt vooral gekeken naar hoe de zorgtaken in de praktijk beter kunnen worden verdeeld. Het bedritueel is vervolgens verdeeld tussen de ouders. De kinderen geven bij moeder aan dat ze liever hebben dat mama ze naar bed brengt, maar volgens de orthopedagoog moet moeder vader de ruimte geven. Na een escalatie met Fleur is de spanning in huis om te snijden.
Fleur sluit zich af en moeder mag van vader niet naar haar dochter toe. Dat zou zijn positie als vader ondermijnen. Vader onderneemt echter zelf niets om de verbinding met zijn dochter te herstellen, sterker nog hij zondert zich af. Wanneer moeder alsnog zelf de verbinding met Fleur opzoekt en probeert de spanning te doorbreken, zegt vader dat moeder niet luistert naar de adviezen van de orthopedagoog. Zo lijkt zij de niet-meewerkende ouder.
Een voorbeeld als dit staat doorgaans niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een patroon van dwingende controle. Wanneer dit over het hoofd wordt gezien door de hulpverlener wordt er door hem een plan van aanpak gemaakt dat hertraumatiserend werkt voor de kinderen én voor de veilige ouder. Vader positioneert zichzelf als slachtoffer in deze situatie. Hij verdient een kans toch? Dat is maar de vraag. Bij bijna een op de vijf gezinnen (Steketee et al., 2023) blijkt na melding bij Veilig Thuis sprake te zijn van dwingende controle. Een op de vijf! Wanneer er sprake is van machtsongelijkheid in een relatie en dwingende controle daaraan ten grondslag ligt, kun je als professional niet inzetten op gelijkwaardigheid.
De wond die niemand ziet
’Ik merkte dat ik me fysiek niet meer veilig voelde, maar er was geen sprake van fysiek geweld. Er was ook geen dreiging daarvan, maar toch voelde ik hem wel, een bepaalde agressie in zijn energie’, legt een partnergeweldslachtoffer uit ons slachtofferreizenonderzoek aan ons uit. Ze beschrijft hoe haar partner jarenlang haar zelfvertrouwen ondermijnde, haar contact met familie en vrienden zodanig beperkte dat ze geïsoleerd raakte en haar liet geloven dat alles haar schuld was. Geen blauwe plekken, geen dreiging van geweld – maar diep van binnen was ze volledig uitgeput, was haar realiteitsbeeld in de war geschopt en werd ze volledi afhankelijk van haar ex-partner.
Psychisch geweld is een van de meest onzichtbare, maar meest ontwrichtende vormen van huiselijk geweld. Het speelt zich af in relaties, achter gesloten deuren, en laat diepe sporen na in iemands identiteit, zelfbeeld en vertrouwen in anderen (Stark, 2007). Psychisch geweld door een (ex-)partner wordt door deskundigen ook gezien als een stap die vaak voorafgaat aan femicide (Lünnemann et al., 2022). Toch wordt het bestaan van psychisch geweld nog vaak miskend – niet alleen door de omgeving en hulpverleners, maar ook door slachtoffers zelf. Zoals hetzelfde slachtoffer aan ons uitlegde: ’Ik had geen flauw idee wat er speelde binnen die relatie. Ik had een gefrituurd hoofd en ik was uitgeput, maar wist ik veel wat er aan de hand was dan. Ik kon ook niet zeggen wat ik nu tegen jou kan zeggen, van ‘er was sprake van intieme terreur want er was isolatie, vernedering, kleineren, bedreigen’. Ik had die taal niet.’
Uit de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Geweld blijkt dat 6% van de Nederlandse bevolking, oftewel 870.000 mensen, te maken krijgt met psychisch geweld binnen een partnerrelatie (Derksen et al., 2024). Psychisch geweld vormt daarmee een groot maatschappelijk probleem dat diepe sporen nalaat in het leven van slachtoffers. De politiek erkent inmiddels de ernst van dit probleem en werkt aan de strafbaarstelling van psychisch geweld in de wet. Toch ligt de kern van de oplossing niet enkel in wetgeving, maar ook in herkenning en handelingsvermogen bij professionals en de samenleving als geheel. In dit artikel staat psychisch partnergeweld centraal. Op basis van de verhalen van 29 vrouwen die we hebben geïnterviewd in onze prospectieve studie naar de reis van slachtoffers door de keten na partnergeweld (Van Doorn et al., 2025) beschrijven we wat psychisch geweld inhoudt, hoe het kan worden herkend en wat er nodig is om slachtoffers te ondersteunen.
Wat is psychisch geweld?
Psychisch geweld – ook wel psychologisch, geestelijk of emotioneel geweld genoemd (Timmers, 2024) – verwijst naar gedrag waarmee iemand structureel wordt vernederd, geïsoleerd, bedreigd of gecontroleerd, zonder dat er fysiek geweld aan te pas komt. Denk aan manipulatie, gaslighting, verbale vernedering of voortdurende controle over sociale contacten, geld of vrijheid. Waar fysiek geweld zichtbaar letsel veroorzaakt, tast psychisch geweld juist de autonomie, waardigheid en het (zelf)vertrouwen van het slachtoffer aan. Het is subtiel, sluipend en daardoor moeilijk te herkennen.
In dit essay zet ik uiteen hoe de werelden van kindermishandeling en partnergeweld zich decennialang onafhankelijk van elkaar hebben ontwikkeld, zowel als het gaat om de aanpak ervan als het wetenschappelijk onderzoek.
En nog steeds zijn het twee gremia, maar de samenhang ertussen komt steeds duidelijker naar voren. Dit gaat samen met de noodzaak tot een andere, integrale en systeemgerichte aanpak, waarbij een paradigmaverschuiving nodig is: van gezinsdenken en bescherming van de ontwikkeling van het kind, naar denken in termen van individuen, aandacht voor patronen van gewelddadig gedrag en dwang, het begrenzen van plegers en het beschermen van kinderen en volwassen slachtoffers. Het Safe & Together model dat tijdens het congres van 20 november centraal staat, kan ons helpen in die andere aanpak.
De opbouw van dit essay is als volgt: eerst ga ik in op de verschillen in de oorsprong van de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld, en op de betekenis van partnergeweld. Vervolgens zoom ik in op de aandacht die naar moeders gaat omdat verwacht wordt dat zij hun kinderen beschermen. Tot slot behandel ik het Safe & Together-model.
Verschillende oorsprong aanpak kindermishandeling en partnergeweld
Tegenwoordig weten we dat partnergeweld en kindermishandeling vaak samen voorkomen. En dat partnergeweld een risicofactor is voor kindermishandeling. Bovendien is het voor kinderen net zo schadelijk om getuige te zijn van geweld tussen ouders, als dat ze zelf slachtoffer zijn. Maar kindermishandeling en partnergeweld waren tot voor kort twee aparte fenomenen met een eigen ontstaansgeschiedenis.
Aandacht voor kindermishandeling begon in de jaren zestig van de vorige eeuw, toen kinderartsen erachter kwamen dat de botbreuken waarmee kinderen binnenkwamen niet waren veroorzaakt door broze botten, maar door mishandeling door ouders In die tijd werd ook de gehechtheidstheorie van Bowlby (1969) binnen jeugdzorg het nieuwe paradigma: een veilige verbondenheid tussen ouders en kind is van groot belang voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. Dit leverde en levert ook nu nog een cruciaal dilemma op: hoe kunnen professionals aan de ene kant de gehechtheid tussen ouder en kind verstevigen en aan de andere kant de veiligheid borgen (Baartman, 2009)? Lange tijd, tot 2007, werd pedagogische tuchtiging, waarbij kinderen werden gestraft met fysiek geweld, geaccepteerd (Lünnemann & Van Arum, 2020; Steketee, 2017).3 De aanpak van kindermishandeling staat in het teken van ‘het gezin bijeenhouden’ en dwang zoveel mogelijk vermijden, ook wel de ‘fluwelen aanpak’ genoemd (Steketee, 2017). Als sprake is van onveiligheid voor het kind, wordt in eerste instantie via vrijwillige hulp gezocht naar het bereiken van meer veiligheid, en als dit niet tot voldoende veiligheid leidt, wordt jeugdbescherming erbij betrokken. Het draait hierbij om de ontwikkeling van het kind en de opvoedvaardigheden van de ouders. (Bosch & Rijbroek, 2020; Lünnemann et al., 2018).
Sociaal professionals komen dagelijks met veel verschillende mensen in contact. Het is belangrijk dat zij ook kunnen praten over huiselijk geweld en kindermishandeling. Maar dat is niet alleen maar gemakkelijk. Professionals geven aan dat ze niet precies weten waar ze op moeten letten en zijn bang om mensen vals te beschuldigen. Toch is het belangrijk dat zij zorgen over huiselijk geweld en kindermishandeling zo snel mogelijk bespreekbaar maken. De kans op herhaling is immers groot. Vroegtijdig signaleren kan erger voorkomen. De Signalenkaart is daarvoor een handig hulpmiddel.
Huiselijk geweld is een ernstig en complex maatschappelijk probleem. Onderzoek (Steketee, Tierolf & Lünnemann, 2020) toont aan dat huiselijk geweld er in elke situatie anders uitziet. Het grensoverschrijdende en gewelddadige gedrag van mensen verschilt in ernst, aard, frequentie en duur. Daarnaast blijkt dat de context, waarin huiselijk geweld plaatsvindt, ook divers is. Er kan sprake zijn van compassiemoeheid bij langdurige zorg of er spelen stressbevorderende factoren, zoals verslaving, armoede of psychische problemen. Ook kan er sprake zijn van pedagogische onmacht of eigen (jeugd-) trauma’s. Huiselijk geweld kan bovendien ontstaan uit controle, dwang, genderopvattingen of een machtsverschil.
Het palet van huiselijk geweld is veelkleurig en varieert in frequentie (incidenteel, structureel) en in aard en ernst. Denk aan vormen van psychisch geweld, fysiek en seksueel geweld, die kunnen oplopen tot geweld of verwaarlozing met fatale afloop (Movisie, 2024).
Moeilijk te herkennen
Het signaleren van huiselijk geweld is in de praktijk vaak complex. Signalen zijn niet altijd zichtbaar of duidelijk te herkennen. Slachtoffers proberen deze bovendien geregeld te verbergen, bijvoorbeeld uit schaamte, schuldgevoel of angst voor de gevolgen. Dat maakt dat professionals vaak voor een lastige opgave staan: hoe weet je of er meer speelt dan iemand laat zien? Daarbij komt dat veel professionals het spannend vinden om het gesprek over huiselijk geweld en kindermishandeling aan te gaan. Er kan twijfel bestaan of je de situatie wel goed inschat, of angst dat je het geweld erger maakt door het bespreekbaar te maken. Mensen zijn bang om andere mensen vals te beschuldigen, de relatie te beschadigen of zelfs te verliezen. Soms ontbreekt het aan vertrouwen in eigen kennis en vaardigheden.
Uit onderzoek blijkt dat mensen met een achtergrond van huiselijk geweld een veel groter risico hebben op psychische klachten en verslaving (Trimbos-instituut, 2023; Rijksoverheid, 2022).
Het is daarom belangrijk om het gesprek erover te blijven voeren. Dit onderwerp gaat vaak gepaard met gevoelens van schaamte, wat openheid bemoeilijkt. Daarnaast kan het voor betrokkenen onveilig zijn om erover te spreken. Ervaringsdeskundige Sabrina beschikt over drie ervaringe op het gebied van huiselijk geweld. Eén vanuit haar moeder en later vanuit zichzelf. Ze herkent dat gevoel van schaamte: “Mijn moeder heeft van huis uit nooit geleerd te praten over trauma’s, pijn en verdriet. Ze is van Indonesische afkomst en in die cultuur is het normaal dat je alles binnen de muren houdt. Mijn moeder voelde zich thuis niet gezien en gehoord en zocht op een andere plek naar liefde. Op haar zestiende raakte ze zwanger van mij, niet geheel vrijwillig, maar ze wilde geen abortus. Ze heeft de zwangerschap maanden verborgen gehouden. Het was een verdrietige periode voor haar en de relatie met mijn vader hield uiteindelijk ook geen stand. Omdat mijn moeder geen inkomsten had en haar eigen moeder niet nog meer wilde belasten is zij uit noodzaak begonnen met het dealen van drugs. Zij zag dat als haar enige oplossing aangezien zij verder geen hulp kreeg. Na een aantal relaties kwam ze terecht bij een man die achteraf gezien zelf al problemen had. Hij zat in de criminaliteit en kwam terecht in de drugswereld.
Mijn moeder was jong en naïef en had een laag zelfbeeld. Ze had moeite met de Nederlandse taal en geen school afgemaakt. Kortom, daar maakte hij misbruik van. Haar wereld werd steeds kleiner en ze werd zijn wereld ingezogen. Ik weet nog dat ik geen vriendjes of vriendinnetjes mee naar huis durfde te nemen. Ik schaamde me en wilde niet raar gevonden worden.
Vertellen over de situatie kon ik ook niet, ik wilde mijn moeder beschermen. Zo klein als ik was hield ik rekening met de situatie.”
Sabrina begrijpt ook dat mensen er niet over durven te praten. Ze heeft zelf ervaren dat dit niet altijd positief uitpakt: “Ik had nooit geleerd om voor mezelf op te komen of op welke signalen ik moest letten. Mijn moeder wist dit namelijk ook niet. Op mijn zeventiende ben ik uit huis gegaan, de grote wereld in zonder enige handvatten. Ik was jong en naïef, zocht op de verkeerde plekken naar de liefde en aandacht die ik thuis miste. Ik kreeg een relatie met een man die in eerste instantie heel aardig en lief voor me was. Ongeveer een jaar na het begin van de relatie begon hij jaloerse opmerkingen te maken. Het ging van kwaad tot erger, maar hij draaide het altijd zo dat het mijn schuld was. Ik raakte zwanger van onze dochter en besloot het toch een kans te geven. Helaas escaleerde het toen mijn dochter een jaar was. Hij kreeg woorden met mijn vriendin over een uitje dat zij en ik hadden gehad en over zijn gedrag, maar dat eindigde in een slaande ruzie. Wat anderen op zo’n moment vergeten, is dat jij nog met hem naar huis moet. Thuis viel hij mij aan, hij sloeg mij een blauw oog en de volgende dag sloot hij mij op. Toen besloot ik om samen met mijn dochter te vluchten en ben ik met haar uit het raam geklommen. Ik kon het niet langer meer verbergen voor mijn vriendinnen en familie.”
Na een heftige periode bouwt Sabrina langzaam, samen met haar dochter, dankzij de hulp van instanties een nieuw leven op in Utrecht. Na een aantal jaar ontmoet ze ook een nieuwe man. “Ik was 22 jaar en had eigenlijk nog niets geleerd van de signalen van huiselijk geweld en het type persoon. Ook deze man was aardig en lief, maar heel jaloers.
Onvoltooid verleden tijd
In Nederland sterft gemiddeld elke acht dagen een vrouw door toedoen van haar (ex-)partner. De maatschappelijke aandacht voor femicide is de laatste jaren sterk toegenomen, mede dankzij de inzet van journalisten, nabestaanden en onderzoekers. Toch blijft de structurele aanpak achter. We weten inmiddels veel over de patronen van intieme terreur, maar handelen er nog te weinig naar.
Achter de cijfers gaan gezinnen schuil waarin geweld geen incident is, maar een patroon — een systeem van controle, vernedering en angst dat zich afspeelt in de beslotenheid van huis en gezin. Toch spreken we in rechtszalen, processen-verbaal en krantenkoppen nog te vaak over familiedrama’s, ‘huiselijk’ geweld of incidenten. Zulke woorden doen afbreuk aan de werkelijkheid: ze ontnemen de dader zijn context en het slachtoffer haar stem. De strijd tegen femicide en intieme terreur vraagt daarom niet alleen om meer bewustzijn, maar ook om beleidswijzigingen en professionele moed. Moed om te erkennen dat dit geen privéprobleem is, maar een rechtsstatelijke opdracht. En moed om onszelf, onze instellingen en onze wetgeving de vraag te stellen: beschermen wij werkelijk wie bescherming nodig heeft?
Taal, framing en verantwoordelijkheid
De woorden die we kiezen bepalen wie verantwoordelijkheid draagt. Wie spreekt over ‘huiselijk’ geweld, suggereert dat het om een privézaak gaat; wie spreekt over intiem terrorisme, legt bloot dat het gaat om machtsmisbruik met als doel het aanjagen van (doods)angst.
Het verschil is niet semantisch, maar juridisch en moreel van aard. In landen als het Verenigd Koninkrijk en Ierland is coercive control - dwingende controle - inmiddels al lang geleden strafbaar gesteld. Voltooid verleden tijd.
Het wordt daar erkend als een vorm van psychisch geweld die de autonomie van slachtoffers stap voor stap vernietigt. In Nederland ontbreekt zo’n erkenning nog steeds. Daarmee blijft het patroon van controle en isolatie grotendeels onzichtbaar voor politie, OM en rechters. Wie geweld niet benoemt voor wat het is, kan het ook niet (goed) bestrijden.
De vergeten kinderen
Achter elke femicide staan niet alleen twee volwassenen, maar vaak ook kinderen die in één moment hun hele wereld verliezen.
Het WODC-onderzoek Zorg voor kinderen na partnerdoding beschrijft hoe in negen jaar tijd minstens 257 kinderen in Nederland een ouder verloren door partnerdoding, meestal hun moeder — in 88% van de gevallen door toedoen van hun vader.
Meer dan de helft van deze kinderen had nadien posttraumatische stressklachten, en bij 92% bestond er op enig moment zorg over het welzijn op minstens één domein (Alisic et al., 2014). Deze kinderen verliezen niet alleen hun ouders, maar ook hun huis, school, vriendjes, soms zelfs hun achternaam. Ze worden letterlijk en figuurlijk ontworteld. En toch zijn zij in het maatschappelijk debat vrijwel afwezig. Er is geen nationaal protocol voor hun langdurige begeleiding, geen structureel fonds, geen gespecialiseerde jeugdzorglijn.
In dit artikel neemt Marieneke Ganzinga de lezer mee in de invloed die geheimen en misbruikervaringen kunnen hebben op een individu en op het gehele systeem daaromheen. Het onthullen van een geheim brengt veel dilemma’s met zich mee en kan grote gevolgen hebben. In het boek De Verloren Knuffel Brigade wordt dit proces op herkenbare wijze beschreven. Evelien Groen schreef het boek uit haar eigen ervaring als partner van een slachtoffer van seksueel misbruik. In dit artikel geeft ze een toelichting op de invloed van geheimen en het ontstaan van dit boek.
'Onschuld’
Bo, de hoofdpersoon uit het boek De Verloren Knuffel Brigade, leeft met een groot geheim. Hij heeft vroeger, thuis in zijn gezin, heel nare dingen meegemaakt. Zijn beer, die in dit verhaal een metafoor is voor zijn onschuld, is afgepakt. Hier heeft hij zijn leven lang last van.
Het verhaal van Bo is voor vele volwassenen herkenbaar. Als je misbruikt bent of een ander trauma met je meedraagt, is het op een gegeven moment tijd om je kinderen hierover te vertellen. Als ouder wil je dat je kinderen de (intergenerationele) geheimen niet met zich mee hoeven te dragen. Het allerliefst wil je dat je kinderen zelf ook hulp durven vragen, als ze dat nodig hebben. Dit boek biedt een houvast om met je kinderen in gesprek te gaan over dat wat jou zo lang geplaagd heeft. Het is een veilige en metaforische manier om in gesprek te gaan met je kind of kinderen.
Geheimen
Geheimen kunnen prettig zijn, maar ze kunnen ook een grote belemmering vormen voor ieder lid van een gezin. Geheimen roepen innerlijke vragen op over goed en kwaad.
Verder roepen ze ook vaak allerlei dilemma’s op: moet ik dit wel vertellen? Wie beschadig ik door het te vertellen? Is het egoïstisch om hier aandacht voor te vragen? Ik schaam me kapot, wat zegt dit verhaal over mij? Hoe kijken anderen naar mij als ik hierover gesproken heb? En ga zo maar door Geheimen worden soms generaties lang in families meegedragen als een onzichtbare, maar zeer zware last. Of geheimen te dragen zijn voor een mens, hangt af van ingewikkelde emoties, zoals schuld en schaamte. Maar ook ieders veerkracht speelt hierin een belangrijke rol. Veerkracht is per mens immers verschillend en van vele factoren afhankelijk. Het proces van het ontstaan en het bewaren van geheimen is ingewikkeld. Ook de dilemma’s die komen kijken bij ontdekking, onthulling en ontrafeling zijn groot.
Sabrina is sinds een jaar ervaringsdeskundige bij TEAM ED, een sociaal uitzendbureau voor ervaringsdeskundigen. Ze is geboren in Nijmegen en heeft een Indonesisch-Surinaamse achtergrond. Zelf heeft ze drie verschillende ervaringen op het gebied van huiselijk geweld. Eerst maakte ze het mee via haar moeder, en later ervoer ze het zelf. Sabrina vertelt: “Mijn moeder kwam op haar veertiende naar Nederland met mijn oma en haar broers en zussen. In de Indonesische cultuur is het gebruikelijk dat er niet wordt gepraat over trauma’s, emoties en verdriet. Je houdt alles binnen de muren, want wat zullen de buren en anderen anders wel niet denken?
Het wordt eigenlijk overgedragen van generatie op generatie. En in mijn familie was of is aardig wat trauma en verdriet vanuit het verleden. Van mijn overgrootmoeder kwam het via mijn oma op de schouders van mijn moeder terecht. Ze voelde zich niet gezien en gehoord, ze miste een vader thuis en kwam veel te kort. Op haar zestiende was ze zwanger van mij, mijn vader was een stuk ouder. De hele zwangerschap was voor haar verdrietig, omdat het niet geheel vrijwillig was en ze het voor zich moest houden omdat ze geen abortus wilde. De relatie hield uiteindelijk geen stand en mijn ouders gingen uit elkaar. Ze kreeg geen hulp en om mij en haarzelf te onderhouden ging zij drugs dealen. Na een aantal relaties kwam ze uiteindelijk terecht bij een man die – achteraf gezien – al problemen had. Hij zat in de criminaliteit en kwam terecht in de drugswereld.
Mijn moeder was jong en naïef en ze had een laag zelfbeeld. Ze had moeite met de Nederlandse taal en geen school afgemaakt. Kortom, hij maakte haar afhankelijk van hem. Ideaal voor een narcist om misbruik van haar te maken. Haar wereld werd steeds kleiner en ze werd zijn wereld ingezogen. Ze raakte zwanger, eerst van mijn zusje en later van mijn broertje. Mijn moeder raakte aan de drugs, voor haar een manier om te vluchten van de pijn en het verdriet. Ik was toen rond de tien jaar en durfde geen vriendjes of vriendinnetjes mee naar huis te nemen. Vertellen over de situatie kon ik ook niet, ik wilde mijn moeder beschermen. Er was ook schaamte om raar gevonden te worden. Zo klein als ik was hield ik rekening met de situatie. Aan de buitenkant kon je ook niets aan mij zien. Ik zag er goedverzorgd uit en ik was altijd vrolijk. Buren hadden misschien wel een vermoeden, maar in de wijk waar wij woonden speelde dit wel meer. Iedereen bemoeide zich met zijn eigen ding, niemand hielp elkaar.”
Femicide is de afgelopen tijd weer volop in het nieuws. Nederland wordt met zijn neus op de feiten gedrukt dat geweld tegen vrouwen, waaronder femicide, een groot maatschappelijk probleem is.
Maar alle berichtgeving zorgt ook voor vragen bij de Nederlandse bevolking. Want wat is femicide precies en wat heeft dat te maken met het ‘vrouw zijn’? In dit artikel wordt dit uitgelegd.
Gendergerelateerd geweld
Femicide, wat is dat? In de berichtgeving van afgelopen tijd werd femicide vaak uitgelegd als ‘moord omdat ze vrouw is’ (NOS, 2025). De Nederlandse overheid gebruikt de definitie ‘dodelijk gendergerelateerd geweld tegen vrouwen’ (Rijksoverheid, 2024, p. 8). Ook het College voor de Rechten van de Mens hanteert deze definitie (2023). Onder gender wordt de sociaal-culturele betekenis verstaan die wordt gegeven aan mannelijkheid en vrouwelijkheid, en eventuele andere genders. Gender is dus iets anders dan sekse, dat duidt op het biologisch onderscheid tussen mannen en vrouwen. Wel heeft gender betrekking op de verwachtingen, normen en waarden die worden gekoppeld aan de seksen.
Gender verwijst dus naar de betekenis(sen) die sekse krijgt in een specifieke context (Regioplan, 2022, p. 8). Deze betekenissen kunnen leiden tot verwachtingen van bepaald gedrag, afhankelijkheden en ongelijke machtsposities.
Gendergerelateerd geweld komt voor in alle lagen van de bevolking en onder alle bevolkingsgroepen. Het kan ontzettend veel vormen aannemen en vindt plaats in zowel de privésfeer als in de openbare sfeer. Het kan gaan om seksuele intimidatie op het werk, straatintimidatie, (ex-)partnergeweld, eergerelateerd geweld, verkrachting, seksueel geweld, stalking, psychisch geweld, dwingende controle, sociaal isoleren, financieel afhankelijk maken en cybergeweld. De meest extreme vorm van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen is femicide. In veruit de meeste gevallen van femicide is de (ex-)partner de dader (CBS, 2024). Femicide om vrouwen buitenproportioneel vaak treffen en waarbij gender een rol speelt. Denk aan zogenoemd dodelijk ‘eergerelateerd geweld’ (College voor de Rechten van de Mens, 2023).
Femicide kan vaak voorkomen worden door het herkennen van de ‘rode vlaggen’. Rode vlaggen zijn bijvoorbeeld stalking of poging tot verwurging (Sterk Huis, 2025), maar ook psychisch geweld, waaronder dwingende controle. Van dit laatste is bijvoorbeeld sprake van als de man zijn vrouwelijke partner afzondert van haar familie en vrienden, haar telefoon excessief controleert en de vrouw geen toegang heeft tot haar financiën (Veilig Thuis 2025). Dergelijk controlerend gedrag bouwt zich vaak geleidelijk op in een relatie. Dit maakt het voor vrouwen moeilijk of zelfs gevaarlijk om zich anders te gedragen dan hun partner van hen verlangt.
In Nederland groeit de aandacht voor partnergeweld en femicide (het vermoorden van een vrouw vanwege haar gender).
Toch blijft een cruciale dimensie in partnergeweld vaak onderbelicht: gender. Hoewel beleidsdocumenten en registratiesystemen steeds vaker onderscheid maken tussen mannen en vrouwen, zegt dat nog weinig over de rol van gender – over de normen, verwachtingen en machtsverhoudingen die het geweld mede vormgeven. In dit artikel pleiten we ervoor om femicide niet apart te benaderen, maar onder de bredere noemer van gendergerelateerd geweld te scharen. Een gendersensitieve aanpak van partnergeweld is noodzakelijk; en dit vraagt om een gezamenlijke inspanning van overheid, onderwijs, kennisinstellingen en professionals.
Partnergeweld kent vele uitingsvormen
Partnergeweld manifesteert zich in vele vormen en komt voor in alle lagen van de bevolking. Het betreft fysiek, emotioneel, psychologisch, seksueel en economisch geweld, en het kan zich onder andere uiten in mishandeling, bedreiging, controle, intimidatie stalking en dwang. Geweld kan zowel de huidige als een ex-partner treffen, waarbij ‘partner’ ook op verschillende manieren gedefinieerd kan worden.
Soms wordt er onderscheid gemaakt tussen formeel en informeel (wel of niet getrouwd of geregistreerd partnerschap); soms wordt er onderscheid gemaakt tussen echtgeno(o)t(e), vaste partner en losse relatie (bijvoorbeeld kortstondige contacten). Voor al deze relatievormen kan de definitie (ex-) partnergeweld worden gebruikt.
Hoewel elke gewelddadige relatie uniek is, zijn er ook patronen te herkennen. Een veelvuldig toegepaste categorisering betreft: common couple violence en intimate terrorism (Johnson, 2006). De eerste categorie is, vrij vertaald, de meest voorkomende vorm van partnergeweld, maar zegt vooral iets over de geweldspatronen. Het gaat hier om tweezijdig geweld dat onder bepaalde omstandigheden voorkomt en veelal ontstaat vanuit conflicten binnen de relatie die kunnen escaleren. Deze vorm van partnergeweld wordt situationeel partnergeweld genoemd.
De categorie intieme terreur betreft eenzijdig geweld, waarbij de partner macht en controle uitoefent en het slachtoffer volledig isoleert. Door deze controlerende aard wordt dit ook wel ‘dwingende controle’ genoemd (Stark, 2007). Intieme terreur is te duiden als de meest extreme vorm van partnergeweld en is vaak een sterke voorspeller van een ernstige uitkomst, waaronder femicide.
Valkuilen bij de aandacht voor femicide
De aandacht voor femicide heeft ervoor gezorgd dat er eindelijk meer zicht is op de verschillende geweldspatronen binnen partnergeweld, waardoor deze effectiever kunnen worden aangepakt. Het is echter ook belangrijk om de valkuilen hiervan te bespreken.
Ten eerste is het essentieel te erkennen dat de overgrote meerderheid van partnergeweld níet dodelijk is, maar wel zeer ingrijpend en vaak jarenlang voortduurt. Wanneer de aandacht blijft uitgaan naar de meest zichtbare, extreme vormen negeren we niet alleen de impact van niet-dodelijk partnergeweld op de slachtoffers, maar dreigen de structurele genderdynamieken achter de alledaagse, nietdodelijke vormen van geweld buiten beeld te blijven (zie ook Janssen & Bouma, 2024).
Mannenmishandeling kent vele vormen, zoals partnergeweld, psychische mishandeling, seksueel geweld, dwang, intimidatie en valse beschuldigingen.
Vaak wordt de problematiek bij mannen over het hoofd gezien of tenietgedaan. Seksuele geaardheid, huiselijk geweld, eerwraak, financiële uitbuiting en mensenhandel blijven op deze manier onbesproken. Er heerst nog steeds een taboe op het onderwerp én mannen vragen niet snel om hulp. Omdat het niet altijd om fysiek geweld gaat, kun je aan de buitenkant niet altijd zien dat iemand slachtoffer is van mannenmishandeling. Het kennen van de signalen en het weten wat te doen, is dan ook erg belangrijk. Het vooroordeel dat mannen geen slachtoffer kunnen zijn, leidt tot veel onzichtbare ellende.
Jenai van Breda, medewerkster van de veilige opvang van Sterk Huis: ‘Het komt veel meer voor dan mensen denken. 40% van de slachtoffers van huiselijk geweld is man.’ Wel zijn er een aantal risicofactoren aan te wijzen. Zij licht toe: ‘De kans op mannenmishandeling is groter wanneer een man wil of gaat scheiden. Ook wanneer er sprake is van psychische klachten of een verstandelijke beperking, bij de man zelf of bij zijn partner, neemt het risico toe. Daarnaast zien we het vaker bij mannen die via gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen, als er sprake is van een minder voorkomende genderidentiteit (transgender of non-binair) of als een man homo- of biseksueel is.’
Cijfers
Uit de Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld 2022 (CBS) blijkt dat slachtofferschap van fysiek geweld in de huiselijke kring nagenoeg even vaak voorkomt bij vrouwen als bij mannen. Bijna een derde van de personen die aangeven slachtoffer te zijn geweest van fysiek geweld in de huiselijke kring, geeft aan dat de partner pleger was. Het gaat vrijwel even vaak om een vrouwelijke als om een mannelijke partner. Ook broers worden naar verhouding vaak genoemd als pleger van fysiek geweld. Bij vrouwelijke slachtoffers is de pleger vaker man (63%) dan vrouw (14%), terwijl voor mannelijke slachtoffers de pleger vaker vrouw is (29% man tegenover 49% vrouw).
Vrouwen geven iets vaker aan slachtoffer van dwingende controle te zijn geweest dan mannen (6 tegen 4%). Verder zijn biseksuele vrouwen (11%) vaker slachtoffer dan heteroseksuele vrouwen of heteroseksuele mannen (respectievelijk 5% en 4%). Biseksuele mannen lopen twee keer zoveel risico om huiselijk geweld mee te maken dan heteromannen en meer dan 40% van de transgenders heeft huiselijk geweld meegemaakt.
Hoewel heteromannen door genderstereotypen vaak extra schaamte ervaren die de weg naar hulp bemoeilijkt, geldt dit in nog sterkere mate voor LHBTIQA+ personen. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat mannen in homoseksuele relaties de druk voelen om hun relaties te ‘bewijzen’ aan anderen, wat het aankaarten van problemen bemoeilijkt. Ook wordt vaak ten onrechte aangenomen dat zij, omdat zij man zijn, gewelddadige relaties eerder beëindigen. Juist het streven naar een langdurige, stabiele liefdesrelatie kan ervoor zorgen dat huiselijk geweld jarenlang voortduurt.
In september 2025 verscheen ons boek Met liefde heeft het niets te maken. Over het herkennen en stoppen van intieme terreur (Hendriks & Vledder, 2025). Dit boek laat zien wat intieme terreur is, maakt aan de hand van vele voorbeelden inzichtelijk wat vrouwen tijdens en na een relatie met een pleger meemaken en geeft waardevol advies aan slachtoffers, hun naasten én professionals om intieme terreur te herkennen en aan te pakken.
In dit boek combineren we de inzichten uit de belangrijkste buitenlandse literatuur over intieme terreur met onze ervaringen uit de familiepraktijk. Door de jaren heen werd ons duidelijk dat er iets fundamenteel misgaat in de manier waarop wij in Nederland en met name in het familierecht, met intieme terreur omgaan. Of beter gezegd: hoe wij niet met intieme terreur omgaan, maar het bagatelliseren, wegwuiven, afdoen als communicatieproblemen tussen twee ex-partners. We moeten het niet normaal vinden dat vrouwen in hun eigen huis niet veilig zijn.
We schreven het boek omdat we het pijnlijk vonden dat niemand oog heeft voor wat slachtoffers meemaken. Zij staan in de kou wanneer hun omgeving zegt dat het toch niet zo erg kan zijn, of wanneer een hulpverlener ze keer op keer dwingt met hun ex-partner in gesprek te gaan. Voor een vrouw die slachtoffer is van langdurig ernstig geweld in haar eigen huis, is het afschuwelijk om tegen zoveel onbegrip aan te lopen. Verandering is noodzakelijk – bij professionals in het sociale domein, rechters, advocaten en het algemene publiek.
In dit artikel gaan we in op een van de vele onderwerpen die we in ons boek bespreken, namelijk het verband tussen intieme terreur en reproductieve rechten van de slachtoffers. Dit is maatschappelijk een nauwelijks besproken thema. Het is volgens ons belangrijk dat professionals in het sociale domein zich bewust zijn van de impact van deze vorm van partnergeweld op het recht van vrouwen om zelfstandig keuzes te maken over gezinsvorming en voortplanting.
Intieme terreur
Intieme terreur is een ernstige vorm van huiselijk geweld waarin de pleger het slachtoffer in de relatie gevangen probeert te houden. Het lijkt niet op het beeld dat we hebben van huiselijk geweld en wordt daardoor slecht herkend. Ook in de hulpverlening en de rechtspraak. Zo worden vrouwen en kinderen die hiermee te maken hebben niet alleen slachtoffer van hun partner, maar ook van een systeem dat schadelijk gedrag niet begrenst en geen adequate hulp biedt.
Intieme terreur begint vaak subtiel, door love bombing. Daarna door isolatie, manipulatie, gaslighting, dwang en intimidatie. Fysiek geweld speelt vaak maar een beperkte rol. Plegers weten immers dat die vorm van geweld maatschappelijk niet geaccepteerd wordt. Ze zullen het pas gebruiken als andere methodes van controle niet (meer) werken. Vaak is er bij dwingende controle helemaal geen sprake van fysiek geweld, of pas als de vrouw aanstalten maakt de man te verlaten. Of als de vrouw zwanger wordt.
Samenwerking kan levens redden. Binnen de aanpak Veiligheid Voorop werken Veilig Thuis, politie, Openbaar Ministerie, reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming samen om direct te reageren op signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het doel is helder: eerder handelen, escalatie voorkomen. Met veiligheid voorop.
Samenwerken is mensenwerk
In elk inspectierapport over ernstige incidenten lees je het terug: gebrek aan samenwerking. Niet omdat professionals niet willen, maar omdat het ingewikkeld is. Er zijn veel organisaties actief in de aanpak rond huiselijk geweld en kindermishandeling, allemaal met een eigen taak, taal en tempo. Voeg daar werkdruk en wachtlijsten aan toe, en je hebt een systeem dat samenwerking soms in de weg zit. ’Samenwerking zit niet in de structuur, maar in de relatie.’ Het zijn de zachte factoren die het verschil maken: elkaar (leren) kennen, vertrouwen en begrijpen wat de ander bedoelt als die over ‘veiligheid’ spreekt.
Wat de wetenschap leert
Onderzoekers als De Caluwé, Kramer en Tonkens (2018) zijn het erover eens: samenwerken is een vak. Volgens hen draait het om drie dingen:
• begrip en taal delen: echt luisteren, niet overtuigen;
• verantwoordelijkheid nemen: niet zeggen: dat mag niet van mijn manager’, maar doen wat nodig is;
• relaties bouwen: weten wie de ander is en wat hem drijft.
Communicatiewetenschappers voegen daar een belangrijk inzicht aan toe: hoe we met elkaar praten, bepaalt of samenwerking slaagt. Habermas spreekt van communicatieve rationaliteit: effectief overleg ontstaat wanneer partijen zich richten op begrip en wederzijds leren, in plaats van op overtuigen of macht uitoefenen. Amy Edmondson wijst daarnaast op het belang van psychologische veiligheid: mensen moeten durven spreken, fouten durven toegeven en vragen durven stellen, zonder angst voor afwijzing. Dat lijkt eenvoudig, maar in de praktijk botsen systemen, organisaties en verwachtingen. Samenwerking vraagt tijd, aandacht en lef. Precies datgene wat er vaak ontbreekt in de hectiek van een crisis.
Precies hierop speelt Veiligheid Voorop in: het is een concreet voorbeeld van hoe de principes van samenwerking en communicatie in de praktijk worden gebracht. Het laat zien dat begrip, gedeelde verantwoordelijkheid en persoonlijke relaties niet abstracte begrippen hoeven te blijven, maar echt kunnen bijdragen aan snelle en effectieve acties bij signalen van geweld en kindermishandeling.
Veiligheid Voorop
Binnen Veiligheid Voorop werken Veilig Thuis, politie, Openbaar Ministerie, reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming samen aan één gezamenlijke aanpak bij signalen van huiselijk geweld of kindermishandeling.
De kern is simpel, maar krachtig: hoe sneller samenwerking tussen deze organisaties op gang komt, hoe beter we herhaling en escalatie van onveiligheid in gezinnen kunnen voorkomen. Geen ingewikkelde nieuwe structuren, maar praktische handreikingen, afstemmomenten en routekaarten die samenwerking makkelijker maken. Door casuïstiek te bespreken, ervaringen te delen en elkaar als collega’s te zien in plaats van afzonderlijke instanties.
Ook mannen kunnen slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Zij zoeken maar vinden minder makkelijk hulp. ‘Het voelde alsof ik mijn mannelijkheid verloor.’
Frederico, niet zijn echte naam, woont sinds een half jaar op een geheime locatie in Rotterdam. Hij is blij dat hij na jaren van omzwerven een eigen plek heeft: een kleine studio met balkon. Maar zijn verhaal vertelt hij liever op een bankje in het park om de hoek. Hij is terughoudend met mensen binnenlaten. En dat is niet voor niets. Frederico werd mishandeld door zijn ouders. Nu, op 19-jarige leeftijd, weet hij dat. Maar als kind besefte hij dat niet. ’Ik wist niet beter.’
Man in huis
Hij draagt een zwarte joggingbroek, slippers en een rood T-shirt van een voetbalclub. Frederico is geboren in Zuid- Europa. Rond zijn vijfde kwam hij met zijn ouders en zusje naar Nederland, zijn ouders gingen hier scheiden. ’Mijn vader leefde gewoon zijn eigen leven, mijn moeder was alleenstaand en werkte dag en nacht; er was niemand om voor ons te zorgen. Dus moest ik dat doen. Dat is de Zuid-Europese cultuur: ik was nog maar een jaar of zes, maar wel al de man in huis. Ik voelde me verantwoordelijk en kon niet eens meer lachen.’
Hij was blij toen zijn moeder een nieuwe partner kreeg, die als een vader voor hem werd. ’Maar ze behandelden me anders dan de rest. Mijn verjaardag werd niet gevierd. Ik mocht niet op voetbal. En als ik van het geld dat ik zelf had verdiend met bijbaantjes boodschappen deed, dan werd mijn moeder kwaad omdat ik geen wasmiddel had gehaald.’ Het ging van kwaad tot erger. ’Er zat geen logica in hoe ze me behandelden, ik begreep het niet en werd onzeker. Ik zat op het vwo en wilde advocaat worden. Ze zeiden dat ik dat nooit zou halen en dat ik de technische kant op moest. Toen ik dat deed, zeiden ze: “Ga maar ondernemen.” En op een gegeven moment weet je zelf niet eens meer wat je wilt. Ik probeerde alleen maar alles goed te doen voor hen. Het was psychische mishandeling, maar dat had ik toen niet door.’
Schaamte en trots
Mannenmishandeling wordt lang niet altijd gezien als probleem, volgens Mirjam. Ze werkt als hulpverlener bij Arosa, een organisatie gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van slachtoffers van huiselijk geweld. ’Geweld tegen vrouwen wordt serieus genomen, bij mannen wordt het nog vaak weggewuifd’, ziet ze in de praktijk. ’Door schaamte en trots vragen ze zelf ook liever niet om hulp en proberen de problemen in eerste instantie zelf op te lossen of vluchten in het gebruik van verdovende middelen. Daarom is het belangrijk dat hulpverleners alert zijn op de signalen. Mannen die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld vertonen vaak teruggetrokken gedrag, plotseling verlies van zelfvertrouwen, depressie, slapeloosheid of prikkelbaarheid.’
Over gendergerelateerd huiselijk geweld wordt veel gesproken. Maar lang niet altijd met voldoende achtergrondkennis en inzicht in de materie. Aan de hand van vijf stellingen illustreert Saskia Daru van Movisie de noodzaak om onze blik op het onderwerp te verruimen.
Allereerst is het goed de vraag te beantwoorden: wat ís gendergerelateerd (huiselijk) geweld eigenlijk? De term ‘gender’ verwijst naar de maatschappelijke opvattingen over hoe mannen en vrouwen zich zouden moeten gedragen. Het is een binaire indeling van rolpatronen die conflicteert met de werkelijkheid, want veel mensen passen niet in deze simpele tweedeling. Gendergerelateerd geweld is geweld dat iemand wordt aangedaan als gevolg van maatschappelijke rolpatronen en de diepgewortelde opvattingen die daaraan ten grondslag liggen, waarin vrouwen vaak gezien worden als bezit, homoseksuele mannen als onvoldoende mannelijk en biseksuele vrouwen als te mannelijk. Gendergerelateerd geweld kan bestaan uit fysiek, seksueel, psychologisch of economisch geweld, of uit de dreiging daarmee. Gendergerelateerd huiselijk geweld vindt plaats in de privésfeer, tussen mensen die een familiaire relatie met elkaar hebben.
Stellingen
Dat gezegd hebbend, presenteer ik de volgende vijf stellingen over gendergerelateerd huiselijk geweld.
1. Mannen zijn niet altijd plegers, vrouwen niet altijd slachtoffers
Huiselijk geweld treft mannen, vrouwen en kinderen. Veel geweld heeft te maken met het uitoefenen van macht en controle, maar ook met stress in het huishouden. Geweld kan fysiek zijn, maar ook psychisch. En het kan ontregelend zijn en desastreuze gevolgen hebben. In het meeste onderzoek naar hoe vaak huiselijk geweld voorkomt, is te zien dat mannen bijna net zo vaak slachtoffer zijn. Maar er is wel onderscheid in de vorm, aard en ernst van het geweld tussen mannen en vrouwen. Statistisch gezien hebben vrouwen vaker te maken met structureel ernstig geweld, en voelen zij zich als gevolg daarvan vaker ernstig bedreigd. Jaarlijks worden rond de veertig vrouwen door hun mannelijke partner gedood, terwijl het aantal mannen dat door hun vrouwelijke partner wordt gedood rond de zes ligt.
Wanneer mannen geweld meemaken is het vaak verbaal van aard, maar ook fysiek geweld komt regelmatig voor. Volgens de site mannenmishandeling is de pleger in 49% van de gevallen een vrouw en in 29% een man (Mannenmishandeling, z.d.).
Mannen die te maken hebben met huiselijk geweld hebben vaak erg veel moeite om zichzelf als slachtoffer te zien. Ook vanuit hulpverleners en politie zijn reacties vaak afwijzend en bagatelliserend. Juist omdat we denken in genderrollen zien we slachtofferschap onder mannen niet goed. Toch kreeg van de bevolking van 16 jaar of ouder 8% van de mannen en 10% van de vrouwen te maken met huiselijk geweld. (CBS, 2024)
In de hulp bij huiselijk geweld staat het verhaal van slachtoffers terecht centraal. Hun veiligheid staat voorop. Toch is meer aandacht nodig voor het verhaal van de pleger. We willen immers dat huiselijk geweld zich niet herhaalt. Het strafrecht biedt zelden een oplossing. Voor hulpverleners ligt hier een flinke uitdaging.
Zoveel slachtoffers, zoveel plegers
De CBS-monitor prevalentie huiselijk geweld (CBS, 2024), laat zien dat 9% van de mensen van 16 jaar en ouder rapporteert dat zij het afgelopen jaar slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld. Dat zijn 1,3 miljoen Nederlanders. De impact op deze levens is groot, zowel fysiek als psychisch, en werkt ook intergenerationeel door. Waar slachtoffers zijn, zijn ook plegers: 1,3 miljoen plegers, een confronterend getal.
Plegers raken uit het zicht
Bij een melding van huiselijk geweld zijn primair alle inspanningen gericht op de veiligheid van slachtoffers. De politie draagt alle meldingen over aan Veilig Thuis en alleen het juridisch bewijsbare deel wordt door het Openbaar Ministerie (OM) opgepakt. In veel gevallen verliezen we het contact met de pleger. Hulpverleners vinden het makkelijker om zich te ontfermen over het slachtoffer. Plegers voelen zich in de bejegening door hulpverleners vaak met 3-0 achterstaan (Eimers, 2022) en staan vaak niet open voor hulp. Herhaling van geweld en nieuwe slachtoffers bij het aangaan van een nieuwe relatie komt maar al te vaak voor.
Inzet strafrecht weerbarstig
Natuurlijk vinden we dat plegers zich moeten verantwoorden voor de rechter. In de praktijk blijkt veel huiselijk geweld echter moeilijk bewijsbaar. Zaken worden geseponeerd. En het veel voorkomende psychische geweld is helaas nog niet strafbaar. Voor slachtoffers is de gang naar de rechter zwaar en lang, aangiftes worden daarom vaak niet gedaan. Maar heel weinig plegers komen zo voor een rechter (naar schatting <1%). Plegers komen er dus mee weg.
Aangrijpingspunten voor hulp
Circa 30% van de plegers is zelf opgegroeid met huiselijk geweld (Lünnemann & Pels, 2013). Veel plegers van situationeel geweld kampen met stressfactoren als schulden, alcoholverslaving, werkloosheid, opvoedstress en/of trauma. Allemaal aangrijpingspunten voor de hulpverlening om het geweld te helpen stoppen. Traditionele opvattingen over mannelijkheid blijken voor veel plegers een belemmering om vrijwillig hulp te zoeken, zo blijkt uit een recente literatuurstudie naar werkzame mechanismen van plegerinterventies (Bouman et al., 2025). In diezelfde studie worden drie factoren benoemd wanneer plegers wel open staan voor vrijwillige hulp:
• de angst om de partner of het gezin te verliezen, dan wel het daadwerkelijke verlies van partner en gezin;
• erkenning van het probleem en de wens om te veranderen, voor zichzelf of voor anderen;
• behoefte aan innerlijke vrede.
Schroom bij hulpverleners
Lokale teams hebben een belangrijke rol in het werken aan veiligheid van gezinnen en huishoudens.
Gendergerelateerd geweld wordt in berichtgeving en beleid nog te vaak genderneutraal benaderd. Media schrijven in nieuwsartikelen over een ’familiedrama’, of een ’incident in de relationele sfeer’.
De pleger blijft buiten beeld, en verdwijnt daarmee uit ons collectieve bewustzijn. En zelfs als wel wordt benoemd dat een vrouw vermoord is en een man is aangehouden, wordt niet altijd expliciet gemaakt dat die persoon haar partner of ex-partner was – zoals in veruit de meeste gevallen van femicide het geval is. Wat al helemaal nooit expliciet wordt gemaakt is dat plegers van geweld bijna altijd mannen zijn, en dat geweld van mannen een endemisch probleem is in alle lagen en groepen in de samenleving. Dat is belangrijk: benoemen dat verreweg het meeste geweld in onze samenleving gepleegd wordt door mannen. En niet alleen geweld tegen vrouwen, ook geweld tegen lhbtqia+ personen, en geweld tegen andere mannen: het is niet alleen zo dat de ene helft van de samenleving bang is voor de andere helft, feitelijk is de hele samenleving zich bewust van de dreiging van geweld door de ene helft. In berichtgeving, interventies en beleid wordt te vaak gedaan alsof geweld een natuurverschijnsel is, zoals het weer: het regent nou eenmaal soms en je kan maar beter zorgen dat je een paraplu bij je hebt. Maar geweld bestaat niet ‘nou eenmaal’: mannen plegen geweld, en we kunnen ervoor zorgen dat ze daarmee ophouden.
Geweld wordt gepleegd door mannen
We moeten erkennen dat er een problematische relatie is tussen mannen, mannelijkheid en geweld. Vanuit de vrouwenbeweging klinkt al tientallen jaren de oproep aan mannen om deel van de oplossing te worden. Wereldwijd zijn inmiddels meer dan elfhonderd organisaties aangesloten bij de MenEngage Global Alliance, een netwerk van organisaties die zich op allerlei manieren inzetten om jongens en mannen te betrekken bij het bevorderen van gendergelijkheid en het voorkomen van geweld.
Vanuit Nederlandse betrokkenheid bij het MenEngage-netwerk is in 2013 Emancipator ontstaan en in 2014 officieel opgericht om mannenemancipatie te bevorderen. Mannenemancipatie gaat ten eerste over de bijdrage die mannen moeten leveren aan gendergelijkheid, en ten tweede over wat mannen zelf te winnen hebben wanneer we ons bevrijden van beperkende en schadelijke invullingen van mannelijkheid. Het gaat over het veranderen van wat het betekent om man te zijn.
Mannenemancipatie gaat behalve over geweld ook over de verdeling van arbeid en zorg en over relaties en seksualiteit. Eigenlijk is er geen maatschappelijk vraagstuk dat niet op de een of andere manier te maken heeft met genderstereotypen en genderongelijkheid, en dus ook met de veranderende rol van jongens, mannen en mannelijkheid. Maar de betrokkenheid van mannen bij gendervraagstukken en in de feministische beweging is altijd gecentreerd rond het voorkomen van geweld, want geweld is tegelijk de ultieme uitdrukking van ongelijkheid én het ultieme middel van die ongelijkheid.
Huiselijk geweld, seksueel geweld en andere vormen van gendergerelateerd geweld zijn ook in Nederland nog altijd een enorm probleem. Bijna de helft van de vrouwen in Nederland krijgt in haar leven te maken met fysiek of seksueel geweld, een op de tien wordt verkracht, en elke acht dagen wordt in Nederland een vrouw vermoord. We weten dat het eigen huis voor vrouwen vaak de minst veilige plek is: daar vindt het meeste geweld plaats, meestal gepleegd door hun partner, ex-partner of een andere bekende. En bijna altijd door een man. Dat de meeste plegers van geweld mannen zijn, betekent niet dat de meeste mannen pleger zijn. Maar het betekent wel dat alle mannen deel zijn van een systeem waarin geweld kan voortbestaan. Geweld hangt sterk samen met maatschappelijke normen rond mannelijkheid: de stereotypen en verwachtingen die de samenleving van mannen heeft, en die veel mannen ook zelf hebben geïnternaliseerd. Dit model van de ‘piramide van geweld’ laat dat duidelijk zien.
De constatering dat vrouwen veel meer te maken hebben met seksueel en relationeel geweld dan mannen leidt vaak tot de redenering dat mannen de oorzaak vormen en moeten veranderen.
Ik zal hier betogen dat dit geen vruchtbare insteek is en dat er iets anders nodig is, namelijk het samen gaan begrijpen van het geweld om vervolgens vanuit gedeeld inzicht te gaan werken aan veiligheid.
1. Verschuiving van aandacht
Het eerste probleem van de redenering dat het ‘aan mannen ligt’, is dat de aandacht verschuift van slachtoffer naar dader. Daardoor blijft het slachtoffer vaak in de kou staan.
Belangrijker is om te erkennen dat vrouwen vaker met geweld worden geconfronteerd, dit hun dagelijkse leven beïnvloedt en dat we beseffen dat dat niet normaal is. Dit was ook de insteek van #metoo en is de insteek van ‘Wij eisen de nacht op’. Het helpt als mannen (en niet slachtoffers) een perspectiefwisseling leren maken en beseffen hoe het voor vrouwen is om steeds bedacht te zijn op de mogelijkheid van geweld.
Mannen aanspreken als potentiële plegers leidt tot óf defensieve reflexen óf meehuilen. Via een perspectiefwisseling ontstaat meer begrip, waaronder het besef dat ook als iets niet zo bedoeld is, toch als geweld kan worden ervaren.
2. Van oplossing naar (in)zicht
Het tweede probleem is dat we op basis van een emotionele reflex de oplossing inschieten. We laten ons leiden door onze morele verontwaardiging en vergeten ons te bekommeren om het slachtoffer.
We richten ons op het bestrijden van geweld, maar vergeten het doel: het creëren van meer veiligheid. Als we echt iets willen doen aan geweld tegen vrouwen vraagt dat om bezinning en beheersing. Dat begint bij begrip voor de manier waarop slachtoffer, pleger en omstanders op elkaar reageren en daarbij steeds dezelfde patronen herhalen. Wat niet werkt, is om omstanders te vertellen hoe ze moeten reageren.
Begrijp eerst waarom omstanders, slachtoffers, en plegers handelen zoals ze doen. Ja, het klopt dat vrouwen vaker slachtoffer zijn van geweld en dat mannen in de meeste gevallen de pleger zijn. Maar toch blijft het onvermogen om met dit vraagstuk om te gaan en ons te bekommeren om slachtoffers een complex maatschappelijk probleem dat ons allen aangaat.
Het is een denkfout om seksueel geweld te beschouwen als een eenvoudig vraagstuk dan wel een probleem dat je op basis van analyse en/of zorginterventies zou kunnen oplossen. Het is een gecompliceerd probleem, en dat impliceert een veelvoud aan verschillende actoren, variabelen, perspectieven, vormen van geweld, omstandigheden (context) en belangen. Het is niet alleen het incident, het is ook hoe wij, omstanders, zorg- en veiligheidssystemen, werkgevers/organisaties, beleidsmakers en politici erop reageren en ermee omgaan. Seksueel geweld is en blijft een taai vraagstuk.
Ziekelijke jaloezie is een van de meest voorkomende oorzaken van femicide. Jaloezie kan uitmonden in een eenmalige, impulsieve, gewelddadige uitbarsting die tot femicide kan leiden. Vaak heeft jaloezie echter een wat langere ‘aanloop’.
Uit Amerikaans onderzoek (Johnson, 2024) blijkt bijvoorbeeld dat in 60% van de gevallen van femicide de vrouw al minstens een maand werd gestalkt, een gedraging die sterk wordt gedreven door jaloezie. Dit artikel gaat over de aard en uitingsvormen van jaloezie, de signalen dat jaloezie uit de hand dreigt te lopen en over de hulpverlening aan mensen die kampen met ziekelijke jaloezie (van zichzelf of hun partner).
Wat is jaloezie?
Jaloezie verwijst naar de reactie die optreedt wanneer iemand wordt geconfronteerd met het dreigende of daadwerkelijke verlies van de (meestal seksuele) relatie met de partner door de aanwezigheid van een reële of denkbeeldige rivaal. Jaloezie draait in de kern om het mogelijke verlies van de partner, een gebeurtenis die als zeer pijnlijk kan worden ervaren. Hoewel jaloezie vaak wordt gezien als iets negatiefs, heeft het wel een duidelijke functie. Jaloezie fungeert als een alarmbel die afgaat wanneer men waarneemt dat de relatie met de partner wordt bedreigd. Het activeert gedrag dat gericht is op het beschermen van de relatie. Dit kan zich zowel negatief als positief uiten. Uit angst de partner te verliezen kunnen jaloerse mensen bijvoorbeeld meer liefdevolle aandacht aan hun partner besteden en meer hun best doen om van de relatie een succes te maken. Jaloezie kan zich echter ook uiten in gedragingen die als minder constructief of zelfs als destructief kunnen worden beschouwd, zoals het controleren van de telefoon van de partner, of de partner verbieden om met bepaalde mensen om te gaan. Wat daarin ‘acceptabel’ wordt gevonden en wat niet, hangt onder meer af van de waarden en normen van de partners zelf, hun culturele achtergrond en hun sekse. In veel culturen heerst bijvoorbeeld nog steeds een dubbele norm als het gaat om overspel in heteroseksuele relaties. Wanneer een vrouw, vanuit de perceptie van de man, dreigt overspelig te worden, of dit volgens hem al is, wordt vaak een veel extremere reactie, soms zelfs geweld, als acceptabel beschouwd dan wanneer de man degene is van wie wordt gedacht dat hij vreemdgaat of dat dreigt te doen.
Wanneer wordt jaloezie ziekelijk?
Jaloezie is in principe een natuurlijke, menselijke reactie die verschillende uitingsvormen kent. De vraag is: wanneer is jaloezie nog gezond, kan het worden gezien als een teken van liefde en wanneer wordt het problematisch? In dat kader wordt ook wel gesproken van ziekelijke jaloezie, dat kan worden omschreven als jaloezie die frequent en intens wordt ervaren, terwijl er geen realistische bedreiging voor de relatie bestaat, en die lijdensdruk veroorzaakt bij de jaloerse persoon zelf en/of diens omgeving. Voor de hulpverleningspraktijk is het belangrijk onderscheid te maken tussen twee soorten ziekelijke jaloezie: egosyntone en egodystone ziekelijke jaloezie.