‘De Generalist’ als sleutelfiguur in het sociaal domein

‘De Generalist’ als sleutelfiguur in het sociaal domein

Productgroep Sozio 2 2025
3,90
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

Ard Sprinkhuizen, voormalig associate en plaatsvervangend lector Maatschappelijk Werk, blikt terug op een sleutelproject in zijn loopbaan: het vierjarige programma ‘Sociaal Werk in de Wijk’ (2010-2014). Het programma leidde tot publicaties als De sociale kwestie hervat. De Wmo en sociaal werk in transitie (2012) en de methodiekbeschrijving Dichterbij (2013) waaraan Sprinkhuizen met Margot Scholte werkte. Centraal stond de uitgave van De generalist. De sociale professional aan de basis (2012), met de methodiek- en praktijkontwikkeling rond de nieuwe, brede sociaal werker.

Margot Scholte en Ard Sprinkhuizen werkten vanaf 2000 nauw samen bij het toenmalige Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). Hun samenwerking bracht twee werelden bij elkaar: Scholte zette zich in voor de kennisontwikkeling rond maatschappelijk werk en Sprinkhuizen had een achtergrond als onderzoeker vanuit het brede sociaal beleid en community building. Beide oriëntaties stonden aan de basis van ‘de generalist’ (2012), het concept van een brede sociaal werker. Sprinkhuizen schetst: ‘In 2009 kreeg Margot het lectoraat maatschappelijk werk bij de Hogeschool InHolland aangeboden, nadat ze met een reeks publicaties rond maatschappelijk werk naam had gemaakt. Ik hield me bezig met community building, integrale wijk- en buurtontwikkeling, stedelijke vernieuwing en beleid. Onze definitie van de sociale basis en sociale basisinfrastructuur kwam bijvoorbeeld uit het programma ‘Heel de buurt’ (2003). Margot zei: als jij associate lector wordt, kunnen we op het snijvlak van individuele hulpverlening met opbouwwerk werken aan het profiel van een nieuwe brede professional.’

Wmo als katalysator
Die ideeënontwikkeling rond ‘de generalist’ viel samen met de introductie van de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2007. ‘Sinds 2005 werkte VWS aan een andere inrichting van de Welzijnswet: de Wmo met negen prestatievelden. Het eerste prestatieveld was leefbaarheid in wijken, buurten en dorpen. Als je begint met investeren in die gemeenschappen, dan heb je een grote kans dat de vraag naar individuele hulpverlening veel minder wordt, zo was de redenering.
Daarmee was de Wmo de eerste wet waarin individuele hulpverlening en gemeenschapsvorming aan elkaar werden gekoppeld.’ ‘Onze analyse was: zoals het maatschappelijk werk het nu aanpakt, kan echt niet meer. De uitstraling en de basishouding in de beroepsgroep was: we zijn de psycholoog voor de arme mens en werken vanuit de spreekkamer. Vertel ons je zorgen en dan lossen we je problemen op in vijf gesprekken. De klant moest naar ze toekomen en zich melden bij het loket. Dat was niet meer van deze tijd. Ons verhaal was juist: je moet als maatschappelijk werker outreachend werken, de straat op, aanwezig zijn, zichtbaar en aanspreekbaar. De mensen moeten jou kennen en jij moet de mensen kennen.’ ‘In Eindhoven had je bijvoorbeeld in 2009 de Krachtteams, waarbij maatschappelijk werkers samen met opbouwwerkers de wijk ingingen. Zo zagen we meer praktijken waarvan we dachten: zo moet het sociaal werk worden ingevuld. De Krachtteams hebben we toen in beeld gebracht en beschreven. Ze lieten zien hoe je outreachend de wijk ingaat om contact te leggen en écht iets voor mensen in kwetsbare posities te betekenen. Het werk ging goed wanneer de professies
in elkaar overvloeiden, zo bleek.