Effectiviteit aan de horizon

Effectiviteit aan de horizon

Marieke Dekker | 2016 | 9789036791199
Gratis

Omschrijving

De vraag naar het resultaat van hulpverlening die plaatsvindt in het kader van een justitiële kinderbeschermingsmaatregel is van groot belang. De kinderen waar het hier om gaat bevinden zich vaak in situaties waarin het leven van alledag onveilig, pijnlijk en soms zelfs gewelddadig is. Door middel van een kinderbeschermingsmaatregel kan de overheid ingrijpen in het gezinsleven wanneer dat in het belang van het kind wordt geacht. Het spreekt vanzelf dat het uitermate belangrijk is om na te gaan of de betrokken kinderen en hun ouders werkelijk geholpen zijn met de maatregelen die bedoeld zijn om hen te beschermen en te helpen. Vooral wanneer de samenleving opgeschrikt wordt door dramatische incidenten, waarbij kinderen die bekend waren bij hulpverleningsinstellingen het slachtoffer worden van geweld, komen vragen rond het resultaat van de hulpverlening die plaatsvindt in het kader van deze maatregelen op de voorgrond te staan. Deze vragen zijn uiteraard van belang voor de direct betrokkenen, maar ook voor de samenleving als geheel. Er wordt vanuit de samenleving geïnvesteerd in de steun aan kinderen en gezinnen. Ook deze investering maakt de vraag naar de resultaten van justitiële kinderbeschermingsmaatregelen relevant.

Onderzoek naar effectiviteit van kinderbeschermingsmaatregelen
Bij professionals, wetenschappers en beleidsmakers op het gebied van zorg voor de jeugd was er vanaf het begin van de eenentwintigste eeuw grote aandacht voor het meetbaar maken van de resultaten van interventies die plaats kunnen vinden in het kader van een justitiële kinderbeschermingsmaatregel (zie bijvoorbeeld Slot, Van der Veldt & Beenker, 2004; Veerman & Van Yperen, 2008). Vanuit de overheid en bij verschillende nationale onderzoeksen welzijnsinstellingen werden projecten ontwikkeld waarin de effectiviteit van interventies centraal staat. Binnen het Nederlands Jeugdinstituut, bijvoorbeeld, werd een databank van effectieve interventies aangelegd. Daarin zijn interventies opgenomen die tenminste theoretisch goed onderbouwd zijn, interventies waarover op basis van onderzoek gezegd kan worden dat ze waarschijnlijk effectief zijn en interventies waarvan onderzoek de effectiviteit heeft aangetoond.1 Vanuit de overheid wordt in toenemende mate de eis gesteld dat men binnen de jeugdzorg werkt met interventies die op basis van uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek effectief genoemd mogen worden (zie bijvoorbeeld Bruinsma, Konijn & Van der Steege, 2006; Van Yperen, 2003; Veerman & Van Yperen, 2008). Daarbij is het de bedoeling om de financiering van de verschillende interventies ten minste ten dele afhankelijk te laten zijn van het oordeel over de effectiviteit. In het Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdzorg Nederland (SEJN) wordt vanuit de praktijk gezocht naar elementen uit verschillende interventies die leiden tot goede resultaten en worden jeugdzorginstellingen ondersteund bij het doen van onderzoek naar de resultaten van hun inspanningen.2 Ook zijn in 2006 voor de jeugdzorg zogenaamde prestatie-indicatoren opgesteld die betrekking hebben op de behaalde resultaten van jeugdzorginstellingen die hulp leveren op basis van een indicatie of een maatregel.3 Bij ZonMw (ZorgOnderzoek Nederland en Medische Wetenschappen), een instelling die door middel van subsidies onderzoek op het terrein van gezondheid en zorg stimuleert, lopen diverse programma’s waarin de effectiviteit van jeugdzorginterventies centraal staat, bijvoorbeeld in de programma’s ‘Effectief werken in de jeugdsector’ en ‘Zorg voor Jeugd’. 4 De afgelopen tien jaar is door ZonMw sterk ingezet op het vergroten van kennis over werkzame interventies in de jeugdzorg (Vossen & Van Bijsterveldt, 2015). Op het bredere gebied van welzijnszorg is deze aandacht voor effectiviteit eveneens waar te nemen. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in de werkzaamheden van Movisie, een landelijk kennisinstituut op het gebied van sociale en welzijnsvraagstukken, waar projecten tot stand kwamen rond effectieve sociale interventies en evidence-based werken.