‘Never waste a good crisis’ is een gevleugelde uitspraak van Winston Churchill. Suggererend dat de intrinsieke motivatie dan groot, zo niet het grootst is om problemen aan te pakken en tot positieve veranderingen te komen.
Van een nood dus een deugd maken (Augustijn, Hagoort, Schuitemaker et al., 2021; Pelzer & Van den Bogaard, 2021). Het is in de klinische praktijk echter eenvoudiger gezegd dan gedaan, zo merken wij ook in ons werk op een crisis- en zeer intensieve behandelafdeling in de kinder- en jeugdpsychiatrie voor jeugdigen met een lvb-profiel en hun naasten. ‘Stel je voor: je zit al jarenlang met jezelf en anderen in de knoop, en het gaat van kwaad tot erger. Je ontvangt hulp van alle kanten en werkt overal aan mee, maar voelt je toch steeds slechter tot je nauwelijks nog iets voor elkaar krijgt. En dan hoor je dat niemand meer weet wat te doen en dat crisisopname de enige uitweg is.’
First connect, then correct
Het is in een notendop het verhaal van de 12-jarige Tess (een gefingeerde naam) en haar ouders. Het leidde tot de verkennende vraag wat onze afdeling kan betekenen, denkend aan: 1) stabilisatie, 2) het ontwarren van de knoop en 3) therapie en speciaal onderwijs om het gewone leven weer aan te kunnen en op te pakken.
Tess’ ouders staan rationeel achter deze vraag, niet in de laatste plaats omdat zij bang zijn hun dochter te verliezen. Tegelijkertijd hebben zij gemengde gevoelens, wat begrijpelijk en invoelbaar is. Want durven zij hun kind met een gerust hart bij onbekenden achter te laten? Waarom zou dit wel werken? Hoe krijgen zij hun kind in het verhaal mee? Kort gezegd, wij hebben hen uitgenodigd voor een oriënterend gesprek en een rondleiding op de afdeling. Zo kunnen zij hun vragen, twijfels en zorgen voorleggen, zich een beeld over de afdeling vormen en de sfeer proeven. Het stelt hen gerust, mede dankzij de mogelijkheid om mee te draaien en er te kunnen slapen. Om hun dochter in het verhaal mee te nemen zijn sociotherapeuten op huisbezoek geweest, in het kader van een kennismaking en netwerkintakes (Augustijn, Hagoort, Schuitemaker et al., 2021; Hagoort, Van Os & Scheepers, 2025). Dit werd gevolgd door een tweede gesprek en een rondleiding op de afdeling samen met Tess. Nu wil zij het zelf wel eens zien: in gesprek gaan met een jeugdige over hoe die de opname ervaart en daarnaast haar eigen zegje doen.
Leidend tot een ja, mits … van Tess. Eerst zien, dan geloven. Want als het niet werkt, dan wil zij de garantie dat ze na de proef-/wenperiode van drie weken kan stoppen. Haar ouders en wij stemmen daarmee in, met de afspraak dat iedereen zijn best doet om het te laten slagen. Het moet wel een eerlijke kans krijgen.
Kantelpunten
Het laatste zetje in de rug komt in de proef-/wenperiode van Tess. Tijdens verlof onderweg naar huis zegt zij spontaan tegen haar moeder: ’Mam, ik vind ze daar goed. Snap waarom jullie vinden dat ik daarnaar toe moest.’ ‘Daar zat ik dan, jankend achter het stuur’, zo appt haar moeder naar de sociotherapeuten. ’Dit hoopte ik dat zij ooit zou zeggen. Misschien pas over tien jaar.’ Maar wat spreekt Tess precies aan en trekt haar en haar ouders over de streep van een ja, mits … naar een ja? Welnu, het gaat in de kern om vier elementen. Allereerst de moeite nemen om hen echt te leren kennen. Ten tweede door hen niet als patiënten te behandelen. Of zoals Tess het uitdrukt: ’mij niet als klein kind of debiel te behandelen.’ Ten derde, laten doorschemeren verstand van zaken te hebben, zonder een gelikt PR-praatje te houden maar juist uitnodigen samen de ingewikkelde 3D-puzzel te leggen.