Criminele uitbuiting onder jongeren is een ernstige vorm van mensenhandel. Deze specifieke vorm van uitbuiting kenmerkt zich door het onder dwang laten plegen van strafbare feiten, zoals diefstal, drugscriminaliteit of (online) fraude.
Hierdoor getroffen jongeren zijn slachtoffer en dader tegelijk. Avans Hogeschool deed daar al eerder onderzoek naar in Zeeland (Üstüner et al., 2022). In een vervolgonderzoek, uitgevoerd in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PRO) in Zeeland door Avans Hogeschool (Üstüner et al., 2023) hebben wij extra aandacht besteed aan jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb), die extra kwetsbaar zijn. Hoewel niet in alle gevallen een officiële diagnose lvb kan worden vastgesteld, is bekend dat een aanzienlijk deel van de leerlingen binnen deze onderwijsvormen een lvb hebben. Dit maakt dat de bevindingen uit dit onderzoek ons ook iets meer kunnen vertellen over de kennis en aanpak van criminele uitbuiting onder deze doelgroep.
Criminele uitbuiting onder jongeren binnen VSO en PRO
Het onderzoek richtte zich op de kennis en ervaringen van leerlingen in het VSO en PRO met betrekking tot criminele uitbuiting. Ook jongeren binnen deze onderwijsvormen komen met criminele uitbuiting in aanraking. Van het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel geeft 51.4% en van bestuur en schoolleiding geeft 64.7% aan weleens te maken gehad te hebben met criminele uitbuiting onder leerlingen van hun school. De meest genoemde vormen van criminele uitbuiting zijn het verhandelen van softdrugs (39.6%) en het plegen van diefstal onder dwang (36.8%).
Aan leerlingen is de vraag gesteld in hoeverre zij denken dat er sprake is van criminele uitbuiting onder jongeren binnen de provincie Zeeland. Het is van belang om op te merken dat er sprake is van een grote diversiteit binnen de doelgroep VSO en PRO. Hierdoor is het lastig om een overall conclusie te geven. De meeste van de 114 leerlingen die voor dit onderzoek zijn geïnterviewd, geven aan nog nooit van criminele uitbuiting gehoord te hebben en hier geen ervaring mee te hebben. Het overgrote deel van de leerlingen kan tot op zekere hoogte criminele uitbuiting definiëren. Het onderscheid maken tussen criminele activiteiten en uitgebuit worden blijkt voor deze jongeren lastig, mede door een beperkt begrip van complexe termen. Een grote groep leerlingen geeft aan een beetje te weten wat het is en dat ze dit voornamelijk hebben gehoord van de televisie of voorbij hebben zien komen via sociale media. Aanvullend hierop wordt aangegeven dat noch zijzelf noch hun vrienden ervaring hebben met criminele uitbuiting. Een aantal leerlingen gaf aan in het verleden onder druk of misleiding betrokken te zijn geraakt bij strafbare handelingen, maar daar niet verder op in te willen gaan. De uitbuiting manifesteert zich op verschillende manieren: jongeren worden ingezet voor het vervoeren of verkopen van drugs, voor het plegen van diefstal of het verzorgen van illegale teelt. Dergelijke handelingen vinden doorgaans plaats onder invloed van manipulatie, groepsdruk, of als gevolg van misleiding met beloften van geld, status of bescherming. Daarbij is bij deze jongeren vaak het vermogen beperkt om de juridische en maatschappelijke gevolgen volledig te overzien.
In Nederland zijn er naar schatting 1,1 miljoen mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb). Mensen met een verstandelijke beperking zijn oververtegenwoordigd in de ggz, forensische instellingen en in gevangenissen. Daar worden ze echter vaak slecht herkend of verkeerd gediagnosticeerd, waardoor de juiste benadering en ondersteuning uitblijft. Tijdige erkenning van de moeilijkheden (en krachten!) is essentieel voor het bieden van de juiste hulp aan deze doelgroep. Maar hoe wordt er precies bepaald of er sprake is van een lvb?
Het begint met een vermoeden
Of iemand een lvb heeft, is aan de buitenkant meestal niet te zien. De signalen zijn vaak subtiel en komen veel voort uit beperkingen in het adaptief functioneren. Een lvb kun je herkennen aan het gedrag en functioneren. Bijvoorbeeld als iemand erg slecht voor zichzelf en/of zijn leefomgeving zorgt, niet goed weet hoe hij met complexe sociale situaties moet omgaan, of altijd grote ongeopende stapels post op de mat heeft.
Omdat een lvb lastig te herkennen is, ontstaat het vermoeden vaak pas op volwassen leeftijd. Een vermoeden hoeft niet direct te betekenen dat iemand meteen een uitgebreid diagnostisch onderzoek krijgt. Een volledig onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van een lvb kan namelijk erg belastend zijn. Ook kunnen de kosten van een breed onderzoek voor een onderzoeker reden zijn om eerst gebruik te maken van screeners. Met een screener kun je in korte tijd een inschatting maken van het niveau van functioneren van een persoon. Om als professional een screener te gebruiken, hoef je niet speciaal opgeleid te zijn.
Screenen van het intellectueel functioneren
Om in vijf á tien minuten met 14 vragen in te schatten of er mogelijk sprake is van een lvb op basis van het intellectueel functioneren, wordt de SCIL afgenomen. De SCIL is een laagdrempelige vragenlijst die in 90% van de gevallen correct voorspelt of er sprake is van een lvb, en wordt inmiddels zeer veel ingezet.
Mo’s verhaal: een jongen met een verborgen geschiedenis
Mo (20) is een jongen met een lvb die jarenlang op het Kamer Trainingscentrum van Levvel1 woonde en daar ook dagbesteding volgde. Hij leek een vrolijke jongen, die met grapjes moeilijke situaties uit de weg ging. Pas toen hij individuele therapie van Esther Bontekoe (Levvel) kreeg, durfde hij stukje bij beetje te vertellen over de traumatische gebeurtenissen in zijn jeugd. Alsof er in zijn hoofd een deurtje was opengezet. Maar hij vond het zichtbaar moeilijk om te delen, omdat hij dit zijn hele leven voor iedereen verborgen had gehouden.
Wat eerst niet opviel, viel nu opeens op zijn plek. Het blowen, de slaapproblemen, zijn negatieve zelfbeeld en zijn vermijdende gedrag: het bleek allemaal onderdeel te zijn van heftige, onverwerkte ervaringen. Het clowneske gedrag dat hij liet zien was zijn coping geworden, zodat niemand zou merken wat er werkelijk in hem omging.
Samen op zoek naar de juiste aanpak
Esther Bontekoe vertelt: ’Mo had in het verleden al EMDR gehad bij een andere instelling, maar dat had volgens hem alleen ’het topje van de ijsberg’ aangeraakt. Toen hij bij Levvel opnieuw openlijk over zijn ervaringen ging praten, kwamen ook steeds meer nieuwe herinneringen naar boven. Zelf kwam hij met zijn eigen diagnose complex trauma, nadat hij hier filmpjes over had gezien op TikTok en YouTube. In overleg met de betrokken Kinder- & Jeugdpsychiater, hebben we een CAPS-CA afgenomen, die dit bevestigde.’ Omdat Mo geen vertrouwen had in weer een EMDR-therapie, adviseerde Levvel’s kennisnetwerk Trauma & Gehechtheid2 om te starten met TF-CBT (trauma-focused cognitive behavioral therapy) met een traumatherapeut. Daarin schrijft de jongere het eigen traumaverhaal op en leest dit voor aan iemand uit diens netwerk. Voor Mo bleek dat ingewikkeld: hij wilde dit verhaal met niemand uit zijn omgeving delen. Daarom sprak Esther met hem af dat hij dit met haar kon doen.
Maatwerk, geduld en samenwerking
Traumatherapeut Semra Tunc werkte tijdens het traject nauw samen met Esther Bontekoe. Het traject vergde van hen veel geduld, samenwerken en creativiteit. Mo had een sterke neiging tot vermijden: hij blokkeerde, raakte overstuur of stopte met schrijven, zodra de herinneringen te dichtbij kwamen of te intens werden. Ook voor de therapeuten was het een uitdaging: Semra Tunc had geen ervaring met jongeren met een lvb en Mo had, zoals hij zelf zei, ’een bijzondere gebruiksaanwijzing’. Daarom pasten ze de behandeling aan op Mo’s tempo en mogelijkheden.
In de zorg- en welzijnssector wordt steeds vaker een beroep gedaan op ervaringskennis en de inzet van ervaringsdeskundigen. Zo ook de ervaringskennis van mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb).
Deze ontwikkeling roept de vraag op of het benadrukken van het 'inzetten' van ervaringskennis niet bijdraagt aan de marginalisering ervan. Dit artikel onderzoekt deze kwestie door samen met ervaringsdeskundigen (met een lvb) epistemische rechtvaardigheid en de erkenning van diverse kennisbronnen binnen zorgorganisaties te benadrukken en te onderzoeken. Want maakt de nadruk op het ‘inzetten’ van ervaringskennis marginalisering niet juist blijvend?
Participatief actieonderzoek samen met ervaringsdeskundigen met een licht verstandelijke beperking in de langdurige zorg doen vraagt om een gedeelde en uitgesproken visie op professioneel handelen. Ook professionals nemen deel aan het onderzoek dat vertrekt vanuit de vraag: hoe kunnen we ervaringskennis een erkende plaats geven binnen zorgorganisaties? Dit artikel zoekt een antwoord door erkennen te zien als epistemische rechtvaardigheid.
Het concept epistemische rechtvaardigheid
Het concept epistemische rechtvaardigheid gaat uit van het identificeren en kunnen adresseren van manieren van denken over een aandoening, ziekte of beperking. In een zorgcontext is een zorgethische benadering van behandeling, begeleiding en toewijzing van zorg belangrijk voor het welslagen van interventies door professionals voor dit concept. De basis ligt in een coöperatieve (samenwerkings)relatie en een belichaamde vorm van kennis (Dalmiya, 2016, Tronto, 1993, 2013). Epistemisch onrecht met de nadruk op relationaliteit en belichaamde kennis vormen de rode draad om ‘inzet van ervaringskennis’ als frame te kunnen bevragen en te kunnen veranderen.
Agency
In participatief actieonderzoek (PAO) is het erkennen en waarderen van de agency en kennis van community based onderzoekers en andere betrokkenen een belangrijk doel (Köppen et al., 2025). Agency (het vermogen te handelen en eigen vrije keuzes te maken) is een centraal element in de manier waarop ervaringskennis wordt vertolkt en hoe deze kennis zich verhoudt tot professionele en wetenschappelijke kennis. Naast deze (ongelijke) verhouding pleit De Sousa voor erkenning van de diverse manieren waarop kennisverwerving wereldwijd door mensen in onderdrukkende posities en situaties plaatsvindt (De Sousa Santos, 2014). Kennisverwerving van sociale situaties kent een andere sociale uitkomst die belangrijk is voor kwaliteit van leven en zorg. Door participatief actieonderzoek willen we de kennis die verloren is gegaan, of onderdrukt is, identificeren en/of herstellen – dit geeft agency.
De overgang van school naar een plek in de samenleving is voor veel jongeren spannend en uitdagend. Voor jongeren met een beperking, die uitstromen uit het praktijkonderwijs (PRO) of het voortgezet speciaal onderwijs (VSO), is deze stap vaak extra complex. Er verandert veel. De structuur en veiligheid van de school verdwijnen, het aantal eigen verantwoordelijkheden neemt toe en er is geen vanzelfsprekende aansluiting op de nieuwe omgeving.
Deze stap brengt aanzienlijke risico’s met zich mee: de kans op achterblijven in sociale ontwikkeling en participatie is groot. Dit kan leiden tot ingrijpende persoonlijke en maatschappelijke gevolgen, zoals uitval, sociaal isolement, schulden, verslaving en contact met justitie. Om dit te voorkomen heeft MEE de Toekomstcoach ontwikkeld: een preventieve en integrale aanpak die kwetsbare jongeren met een beperking ondersteunt op alle levensgebieden.
Duizenden jongeren stromen zonder perspectief uit Jaarlijks verlaten zo’n 16.000 jongeren het praktijkonderwijs (PRO) en voortgezet speciaal onderwijs (VSO). Voor een groot deel van hen is de stap naar een duurzame plek in de samenleving erg moeilijk. Ondanks inspanningen van scholen en hulpverleners zijn de uitvalcijfers zorgwekkend (Dashboards CBS, 2024):
• 70% van de VSO-leerlingen en 29% van de PROleerlingen heeft een jaar na het schoolverlaten geen werk.
• Slechts 46% van de VSO-leerlingen en 60% van de PRO-leerlingen stroomt door naar een vervolgopleiding.
• Minder dan de helft vindt een betaalde baan: 54% vanuit VSO en 40% vanuit PRO.
Dit betekent dat duizenden jongeren jaarlijks uitstromen zonder duidelijke bestemming of perspectief. Zij hebben vaak geen zicht op hun mogelijkheden, weten niet waar te beginnen, en krijgen onvoldoende ondersteuning bij deze overgang. Ook met een diploma lukt het veel jongeren niet om zelfstandig werk te vinden of een geschikte vervolgopleiding te kiezen.
Ernstige en langdurige gevolgen
De gevolgen zijn ernstig en langdurig – niet alleen voor de jongeren zelf, maar ook voor de maatschappij als geheel:
• Jongeren komen terecht in een cyclus van uitsluiting en hulpafhankelijkheid, waardoor hun toekomstkansen beperkt blijven.
• Het niet benutten van hun potentieel betekent een gemiste kans voor de arbeidsmarkt, juist in tijden van personeelstekorten.
• De uitval leidt tot hogere zorg-, uitkerings- en maatschappelijke kosten, die grotendeels te voorkomen zouden zijn met tijdige, passende ondersteuning.
De ernst van het probleem zit niet alleen in de aantallen, maar vooral in het structurele gebrek aan passende, integrale begeleiding in een kwetsbare levensfase. Zonder gerichte interventie blijft een grote groep jongeren aan de zijlijn staan – met blijvende schade voor henzelf en voor de samenleving als geheel
Mensen met een verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid maken relatief vaak traumatische of stressvolle gebeurtenissen mee. Dit vergroot het risico op psychische klachten, zoals een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Binnen de zorg groeit het besef dat traumatische en stressvolle gebeurtenissen grote impact kunnen hebben op mensen met een verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid. Zorgprofessionals realiseren zich ook steeds meer hoe belangrijk traumasensitieve begeleiding en ondersteuning voor deze cliënten is. Toch is er nog te weinig aandacht voor de impact die zulke gebeurtenissen hebben op hun verwanten.
Verwanten spelen een belangrijke rol in het leven van mensen met een verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid, ook als deze in een woonvoorziening wonen of ambulant of klinisch behandeld worden. Zij zijn vaak de stabiele factor in een wereld waarin professionals geregeld wisselen. Verwanten kunnen belangrijk zijn bij het signaleren van psychische klachten, het verkrijgen van een juiste diagnose en het ondersteunen van een behandeling. Bovendien zal er in de toekomst, om de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden (VGN & ZN, 2022), steeds vaker een beroep worden gedaan op verwanten. Daarom is het belangrijk om niet alleen oog te hebben voor de mentale gezondheid en veerkracht van de cliënt en diens hulpverleners, maar ook voor die van hun verwanten.
Als je werkt met cliënten die ernstige emotionele en gedragsproblemen hebben of langdurig intensieve zorg vragen, kan het een uitdaging zijn om een goede, effectieve samenwerking met belangrijke betrokkenen uit hun persoonlijk netwerk tot stand te brengen. Want wat als ouders, broers, zussen of partners van cliënten voor je gevoel nooit tevreden zijn met de zorg die jij en je collega’s bieden? Wat als familie het steeds maar weer laat afweten als er een beroep op hen wordt gedaan? Of als er op de een of andere manier telkens weer een discussie ontstaat over afspraken?
Intact ontwikkelt samen met partners een unieke zelfhulpgroep die werkt voor deze vaak vergeten doelgroep.
Lotgenotencontact blijkt effectief in het doorbreken van stigma’s, het vergroten van veerkracht en zelfvertrouwen. Bij Tactus Verslavingszorg groeit de vraag naar zelfhulpgroepen jaarlijks. In 2024 namen ruim 650 mensen deel aan een zelfhulpgroep. In Almelo werd in 2023 een nieuwe stap gezet: een speciale groep voor mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb)) én verslavingsproblematiek: de Kracht in Herstelgroep. Met veelbelovend resultaat.
Van zorg naar herstel: de IZA-beweging
Het Integraal Zorgakkoord (IZA) stimuleert nadrukkelijk de transformatie van zorg naar een netwerk van laagdrempelige onderhouds- en herstelcentra (zelfregie- en herstelinitiatieven), naast reguliere medische ondersteuning. Deze centra moeten bijdragen aan een integrale aanpak van psychische klachten, verslavingsproblematiek en achterliggende sociale factoren, dichtbij of in de buurt van de inwoner (VNG, 2023). Regio’s worden uitgedaagd om de klinische zorg te verbinden met het sociaal domein, een ontwikkeling waar Kracht in Herstel naadloos op aansluit.
De waarde van lotgenotencontact
Mensen met een verslaving ervaren vaak sterk stigma, zowel van buitenaf als intern. Uit een infosheet van Verslavingskunde Nederland blijkt dat het stigma rondom verslaving diep ingrijpt in het dagelijks leven: mensen voelen zich afgewezen, krijgen minder kansen en schamen zich voor hun gedrag (Verslavingskunde Nederland, 2025). Dit vergroot het risico op terugval en vermindert het vertrouwen in herstel. Lotgenotencontact blijkt een van de weinige bewezen interventies te zijn die dit stigma kan doorbreken. Uit onderzoek van Tactus Verslavingszorg blijkt dat deelnemers aan een online forum als Verslaving de Baas meer verbondenheid ervaren, zich minder schamen en stappen durven zetten richting herstel. Empowerment, herkenning en gedeelde ervaring spelen daarbij een sleutelrol (Broekman, 2022). Daarnaast wordt ervaren dat de sociale steun en het delen van ervaringen bijdragen in het herstelproces (Jansen, 2024). Ook bredere studies, zoals een overzichtsstudie van Smit et al. (2021), laten zien dat lotgenotencontact niet alleen het gevoel van verbondenheid vergroot, maar ook leidt tot meer hoop, sociale steun en zelfs afname van klachten. Bovendien blijkt uit een verkenning van Stichting Kompassie (Kelderman, 2023) dat het bieden van een veilige omgeving, acceptatie en herkenning essentiële voorwaarden zijn voor het succesvol functioneren van een lotgenotengroep.
Intact: herstel onder gelijkgestemden
Bij Tactus Verslavingszorg is lotgenotencontact al jaren een belangrijke pijler van herstel. Onder de naam Intact Herstel en Zelfhulp biedt Tactus op diverse locaties zelfhulpgroepen, geleid door ervaringsdeskundigen. Deze groepen zijn vrij toegankelijk, zonder indicatie of verwijzing, en gericht op het versterken van zelfregie.
Hoe pak jij dit als hulpverlener aan? Welke uitdagingen en kansen signaleer jij? Graag neem ik je mee in mijn zoektocht met betrekking tot dit vraagstuk, waarin waardevolle bevindingen en ontwikkelkansen worden gedeeld.
Volwassenen met een lvb
Volwassenen met een licht verstandelijke beperking (lvb) kennen hun beperkingen op cognitief en adaptief gebied. Zij nemen informatie op een andere manier tot zich en kennen beperkingen in het terughalen van ervaringen met bijbehorende gevoelens. Daarnaast is er ook een groep volwassenen met een lvb die goed zijn in het verbergen van hun beperkingen, verbaal sterk zijn en de ander weten te overtuigen van hun kunnen. Dit laatste komt met enige regelmaat voor als de persoon met een lvb te maken krijgt met een hulpverlener die hij/zij nog niet zo goed kent. Overvraging, met alle valkuilen van dien, kan een gevolg zijn waardoor de daadwerkelijke hulpvraag van de persoon onvoldoende gehoord of gezien wordt. Zo ook het onderliggende trauma dat niet aan de oppervlakte komt.
EMDR-therapie; uitdagingen en ontwikkelkansen
Deze uitdagingen heb ik meegenomen toen ik, in mijn functie als psycholoog en gedragskundige, de opleiding tot EMDR-therapeut ging volgen. EMDRtherapie staat voor Eye Movement Desensitization and Reprocessing en is een geprotocolleerde procedure voor de behandeling van PTSS en andere aan trauma gerelateerde stoornissen (De Jongh & Ten Broeke, 2024). De procedure geeft echter weinig concrete aanpassingen weer die toegepast kunnen worden voor de lvb-doelgroep. Wat mij betreft een gemis, maar tevens een uitdaging om hiervoor passend maatwerk te ontwikkelen om in te kunnen zetten tijdens een behandelplan.
Een uitdaging die tijdens de EMDR-scholing (Take Off Support, 2024) werd erkend. Samen met Koos Schinkel en Esther Honkoop (docenten Take Off Support) heb ik ten tijde van de scholing gesproken over bepaalde factoren binnen de EMDR-therapie die mogelijkerwijs door personen met een lvb onvoldoende begrepen kunnen worden. Met als gevolg dat de therapie een minder gewenst effect kent. Als de factoren binnen de EMDR-therapie die onvoldoende begrepen worden, positief beïnvloed worden door de inzet van passende (visuele) ondersteuning, is het zeer aannemelijk dat de gewenste effecten bereikt worden.
Visuele ondersteuning is een vorm waar nader naar gekeken is. Al snel verwijst de literatuur naar EMDR-ondersteuningsmateriaal voor kinderen en pubers. Dit sluit onvoldoende of niet aan bij de belevingswereld van mensen met een lvb. Zij kunnen dit als ‘kinderachtig’ en ongepast ervaren waardoor er weerstand ontstaat. Dit is voor de uitvoering van EMDR-therapie onhandig en maakt dat de therapie onvoldoende juist kan worden toegepast.
Roken is een van de meest hardnekkige verslavingen. Nog te vaak gaan we eraan voorbij wat een rookvrij leven, ook voor personen met een licht verstandelijke beperking (lvb), kan opleveren. Maar hoe kom je in gesprek over zo’n spannend thema? En wat weten we over ‘ (S)Topper’ als lvb-hulpmiddel om deze groep te ondersteunen richting een rookvrij leven?
Calidus
Calidus is een zorgorganisatie die zich inzet voor het welzijn en persoonlijke zorg voor ouderen en mensen met een verstandelijke beperking in West-Friesland, als het even niet meer zelf of met het eigen netwerk kan. Op 63 locaties zetten toegewijde collega’s en betrokken vrijwilligers zich in voor onze cliënten. Wij begeleiden bijna driehonderd lvb-cliënten. We zien een stijging in het aantal hulpvragen voor de tabaksverslaving. Als verslavingsdeskundige binnen Calidus help ik lvb-cliënten om te stoppen met roken.
Lvb en roken
’Roken is natuurlijk beter voor je dan drugs!’ is wat Hans, mijn cliënt, mij vertelde toen ik met hem in gesprek probeerde te gaan over een rookvrij leven. Inzicht in oorzaak en gevolg en het overzien van consequenties is iets waar veel mensen met een lvb moeite mee hebben. Nog iets dat opvalt bij personen met een lvb is dat zij zich sneller dan mensen zonder beperking op negatieve informatie lijken te focussen. Zij hebben vaker een lage eigenwaarde en voelen zich vaak door anderen beperkt in hun eigen regie. Met deze dagelijkse frustraties in het achterhoofd lijkt de boodschap ‘roken is niet goed voor je’ een complexe boodschap. Zo werd ik laatst nog ‘landverrader’ genoemd toen ik het thema bespreekbaar wilde maken.
In gesprek met Hans blijkt zijn oma door longkanker te zijn overleden op haar 92e levensjaar. Hans geeft hierna op sociaal wenselijke wijze aan dat roken slecht is maar het is natuurlijk niet op hem van toepassing omdat zijn oma 92 jaar oud werd. Verder voelt Hans zich ook nog eens prima, de nadelen van roken zijn dan ook niet aan de orde. Hoe kunnen we als landverraders de handen in een slaan en dit spannende thema bespreken zonder belerend of een oude zeur te zijn?
Niet roken is goed. Rookvrij is beter
Gelukkig kan het effect van het inzetten van positieve taal aanzienlijk zijn. Zo klinkt het woord ’rookverbod’ toch heel anders dan het woord ’rookvrij’. En de last van tweedehandsrook omschrijven als ’Rookvrij=gastvrij’ klinkt net iets vriendelijker. Zo spreken we ook met onze cliënten vooral over de voordelen om je verslaving aan te durven pakken. Denk bijvoorbeeld aan geld overhouden, fris en vitaal zijn. Met frisse longen het voetbalveld oprennen; een frisse adem voor die leuke chick die je op het oog hebt. Of wat dacht je van gratis fruit voor zowel medewerkers als cliënten op de dag dat het nieuwe rookvrijbeleid bij je organisatie ingaat? Zo maak je het thema minder spannend en wordt het mogelijk hierover te spreken met cliënten. Als ik aan die gesprekken toevoeg dat behaalde mijlpalen gevierd worden met een cadeautje, uitje of wat lekkers, krijgt het gesprek direct een positieve wending. Want belonen werkt goed bij personen met een lvb. En laten we eerlijk zijn; gewoon stoppen met roken is toch ook stom. Dan kunnen we er toch maar beter iets leuks van maken?
De wisselwerking tussen een licht verstandelijke beperking (lvb) en middelengebruik is complex. Mensen met een lvb zijn kwetsbaar voor het ontwikkelen van een verslaving. En andersom kunnen mensen met een langdurige middelenverslaving cognitieve problemen krijgen. Ontstaat het ene uit het andere, of versterken ze elkaar? En hoe ga je daarmee om?
Middelengebruik bij mensen met een lvb wordt vaak onderschat. Veel mensen denken dat deze groep weinig drugs of alcohol gebruikt, maar dat klopt niet. Uit onderzoek blijkt juist dat mensen met een licht verstandelijke beperking vaker roken, blowen en/of andere drugs gebruiken dan gemiddeld. Mensen met een lvb gebruiken ongeveer 2,5 keer zo vaak alcohol of drugs als andere mensen die bij de huisarts komen. (Dit cijfer is uitsluitend gebaseerd op onderzoek in de huisartsenpraktijk.) Mensen met een lvb hebben vaak moeite met plannen, het begrijpen van de gevolgen van hun handelen en het omgaan met groepsdruk. Daardoor is het risico op middelenproblematiek groter. Toch weten we niet precies hoe vaak het voorkomt, omdat de cijfers niet altijd betrouwbaar zijn. Mensen met een lvb vinden het lastig om hun eigen gebruik goed in te schatten. Sommigen denken bijvoorbeeld dat het normaal is om twintig biertjes op een avond te drinken, omdat ze dit ooit zagen gebeuren bij een voetbalwedstrijd. Ze denken dan dat dat gedrag ook in andere situaties gewoon is. Ook over cannabis bestaan veel misverstanden bij deze doelgroep. Omdat het in Nederland gedoogd wordt, denken veel mensen dat het legaal én veilig is. Sommigen zeggen: ’Het is toch gewoon een plant?’ Daar komt bij dat mensen met een lvb het vaak lastig vinden om open te zijn over hun alcohol- en/of drugsgebruik. Schaamte en de angst voor negatieve reacties uit hun omgeving spelen hierbij een belangrijke rol.
Casus
Boris (29) wil stoppen met ketamine: ‘Ik weet alleen niet of ik het kan’ Boris is 29 jaar en heeft hulp gezocht in de geestelijke gezondheidszorg omdat hij wil stoppen met het gebruik van ketamine. Hij gebruikt deze drug al acht jaar elke dag. Ketamine helpt hem om zijn zorgen even te vergeten en zich tijdelijk beter te voelen. Boris wil graag gezonder leven en zich vrolijker voelen. Het liefst zou hij helemaal willen stoppen, maar hij twijfelt of hij dat echt kan. Naast zijn verslavingsproblemen heeft Boris last van paniekaanvallen en depressieve gevoelens. Hij kreeg eerder de diagnose ADHD, maar gebruikt daar nu geen medicatie voor omdat hij erge bijwerkingen kreeg zoals maagpijn. Twee jaar geleden had hij een ernstige maagzweer. Verder drinkt hij geen alcohol en gebruikt hij geen andere drugs. Hij is vijf jaar geleden gestopt met roken.
’De kaartjes met pictogrammen zijn als het ware de ondertiteling van je gesprek’, zo omschrijft Coki Janssen, portefeuillehouder lvb bij de Verslavingsreclassering GGZ, de meerwaarde van een drietal doorontwikkelde lvb-tools van de reclassering. De lvb-tools worden door reclasseringswerkers gebruikt om de inhoud van de gesprekken met cliënten visueel te ondersteunen en te structureren. ’Vaak zit de kracht van onze cliënten minder in praten en meer in doen. Door de tools te gebruiken sluiten we daar goed bij aan.’
Inzicht, structuur en begrip
De reclassering spreekt en begeleidt cliënten in verschillende fasen van het strafproces. Voorafgaand aan de zitting brengt zij een strafadvies uit aan de rechter. Na de zitting houdt de reclassering toezicht op eventuele bijzondere voorwaarden die door de rechter zijn opgelegd. Daarnaast begeleidt de reclassering werkstraffen. Voor de verschillende fasen in het proces heeft de reclassering gesprekstools ontwikkeld die bijdragen aan inzicht, begrip en structuur. Dat zijn de Risicospiegel, de Basistool Reclassering en de Basistool Strafrechtketen.
Overzicht van leefgebieden
De Risicospiegel is een set kaarten om samen met de cliënt de situatie op verschillende leefgebieden inzichtelijk te maken. Voor elk leefgebied, denk aan wonen, geld en werk, is een groene, oranje en rode kaart beschikbaar. De leefgebieden zijn afgeleid van het advies- en risicotaxatie- instrument van de reclassering, waarmee het recidiverisico wordt ingeschat. Een groene kaart staat voor een beschermende factor, een rode voor een criminogene factor. De gekozen kaarten worden op een spelbord gelegd, waardoor er een overzicht ontstaat van de situatie op de verschillende leefgebieden. Op basis daarvan kan vóór de rechtszitting een passend en voor de cliënt begrijpelijk strafadvies worden gegeven. Ná de rechtszitting, in het reclasseringstoezicht, kan de Risicospiegel helpen bij het opstellen van doelen op de leefgebieden die rood of oranje zijn. Tijdens evaluatiemomenten bekijken de reclasseringswerker en de cliënt samen of het spelbord langzamerhand groener kleurt.
Strafproces en de reclassering
De Basistool Strafrechtketen is een gesprekstool om uit te leggen hoe het strafproces eruitziet. Bijvoorbeeld: welke functionarissen kom je tegen (denk aan de officier van justitie, de rechter en de reclasseringswerker) en welke sancties kunnen opgelegd worden? De Basistool Reclassering richt zich specifiek op de rol van de reclassering binnen het strafproces; Wat zijn de afspraken (bijvoorbeeld op tijd komen) en wat zijn de opgelegde bijzondere voorwaarden (bijvoorbeeld een verplichte behandeling, contactverbod of drugsverbod)?
Wat kunnen sociaal professionals betekenen voor gezinnen waarin ingrijpende jeugdervaringen én cognitieve en adaptieve beperkingen samenkomen?
Elke familie kent een eigen verhaal, met een unieke manier van leven, denken en verbinden. In sommige gezinnen zijn ingrijpende ervaringen zoals verlies, uitsluiting, armoede en onveiligheid helaas geen uitzonderingen, maar terugkerende realiteiten die soms al generaties voortbestaan. innen die context vraagt ieder gezin om een eigen manier van afstemmen: in tempo, communicatie, opbouw van vertrouwen en de manier waarop ervaringen betekenis krijgen in het dagelijks leven. Voor sociaal professionals ligt hier de opgave: hoe biedt je ondersteuning die recht doet aan deze gelaagde werkelijkheid?
In dit artikel verkennen we hoe het gedachtegoed van trauma-informed care (TIC) houvast kan bieden bij het werken met gezinnen die te maken hebben met gestapelde tegenslagen. TIC is een organisatieniveaubenadering die inzichten, uit wetenschappelijk onderzoek naar trauma, hechting, stress en veerkracht, samenbrengt in een waardengedreven, praktijkgerichte benadering. TIC biedt een gedeeld denkkader waarin waarden als veiligheid, vertrouwen en veerkracht professionals ondersteunen in hoe zij gedrag duiden, verbinding maken en samenwerken (SAMHSA, 2014). TIC vraagt om verankering op alle niveaus van de organisatie, van het directe contact tot beleid, leiderschap en werkcultuur.
We spreken in dit artikel over traumasensitief werken als vertaling van dit gedachtegoed in de dagelijkse praktijk van zorg en ondersteuning. De inzichten zijn gebaseerd op publicaties uit het promotietraject van de eerste auteur, aangevuld met internationale literatuur over trauma-informed care en praktijkervaring.
Gestapelde stress en het risico op overvraging
Veel gezinnen die langdurig ondersteuning krijgen, leven niet in tijdelijk lastige omstandigheden, maar in voortdurende stress. Chronische onzekerheid, stigma, wisselingen van professionals, institutionele druk en verlies van perspectief vormen voor deze gezinnen helaas vaak een dagelijkse realiteit. In een Canadees onderzoek onder kinderen met verstandelijke beperkingen en psychische problemen in de geestelijke gezondheidszorg rapporteerde ruim een derde polyvictimisatie; het meemaken van drie of meer ingrijpende jeugdervaringen (Lapshina & Stewart, 2021). Dit onderstreept het belang van aandacht voor cumulatieve traumatische ervaringen bij deze doelgroep. Ook uit verkennend Nederlands dossieronderzoek komt een vergelijkbaar beeld naar voren. Kinderen die geclassificeerd zijn met verstandelijke beperkingen blijken regelmatig ingrijpende jeugdervaringen te hebben meegemaakt, ook wel bekend als ACEs (adverse childhood experiences). In een onderzoek onder kinderen geclassificeerd met licht verstandelijke beperkingen (lvb) in de residentiële jeugdzorg bleek bij 82,6% dat er sprake was van minstens één ‘Felitti’ ACE, zoals fysieke mishandeling, ouderlijke mentale gezondheidsproblemen of huiselijk geweld (Vervoort- Schel et al., 2018). Bij 21,5% ging het om vier of meer.
Mensen met een lichte verstandelijke beperking ervaren vaak overprikkeling, spanning en/of gedragsproblemen. Reflexintegratie richt zich op de neurologische basis van deze klachten. Door verstoorde reflexpatronen (opnieuw) te integreren ontstaat er meer rust, veerkracht en zelfregulatie. Dit artikel beschrijft hoe deze benadering nieuwe perspectieven kan bieden in de lvb-zorg.
Lvb: een complex profiel met veel stresssignalen
In de zorg voor mensen met een lichte verstandelijke beperking (lvb) staan gedragsproblemen, sociaalemotionele kwetsbaarheid en overprikkeling vaak centraal. Cliënten met een lvb functioneren in het dagelijks leven op een lager niveau dan hun kalenderleeftijd doet vermoeden; ze hebben een laag IQ en vaak bijkomende problemen zoals hechtingsstoornissen, trauma, ADHD of autisme.
Veel zorgprofessionals herkennen de worsteling van de mensen in deze doelgroep: moeite met overzicht houden, snel emotioneel reageren, niet goed kunnen ontspannen, faalangst en moeite met prikkelverwerking. Traditionele interventies, zoals gedragstherapie en vaardigheidstrainingen, bieden niet altijd blijvende verlichting. De vraag is dan: zit er misschien nog iets áchter dat gedrag? En kunnen we daar iets aan doen?
Reflexen: de neurologische bouwstenen van ontwikkeling
Reflexen zijn automatische, onbewuste bewegingen die het zenuwstelsel aanstuurt als reactie op specifieke prikkels. Ze zijn al actief in de baarmoeder en vormen de basis van de motorische en zintuiglijke ontwikkeling van ieder kind. Primair helpen reflexen een baby te overleven, maar ze dienen ook als bouwstenen voor latere complexe functies zoals balans, spraak, concentratie en emotieregulatie.
In een normale ontwikkeling verschijnen deze reflexen in een vaste volgorde en worden ze in de eerste drie levensjaren geleidelijk geïntegreerd. Dat betekent: de hersenen leren deze automatische patronen onderdrukken en vervangen ze door bewuste, gecontroleerde bewegingen. Denk aan hoofdcontrole, kruipen, opstaan en lopen.