Geleefd Burgerschap

Geleefd Burgerschap

Van eenheidsdwang naar ruimte voor verschil en vitaliteit

Omschrijving

Geleefd Burgerschap: Van eenheidsdwang naar ruimte voor verschil en vitaliteit (hele boek)

Geleefd Burgerschap: Van eenheidsdwang naar ruimte voor verschil en vitaliteit (hele boek)

Onder wetenschappers en sociale professionals is er een groeiende onvrede met het hedendaagse debat over burgerschap in Nederland, dat voornamelijk wordt gevoerd in termen van normen en waarden, rechten en plichten, identiteit en integratie. In deze benaderingen worden rigide claims aan burgers gericht, terwijl er nauwelijks aandacht is voor de uiteenlopende manieren waarop burgers in het dagelijks leven aan de samenleving deelnemen en vorm geven aan hun leefwereld.

Deze bundel verkent juist het geleefde burgerschap: de leefcultuur en dagelijkse praktijken waarin andere vormen van samenleven tot bloei komen, waarin ruimte is voor verschil en vitaliteit. Daarbij trachten de auteurs het dominante burgerschapsdenken zo veel mogelijk los te laten door met een aantal populaire aannames af te rekenen: ze nemen afscheid van maakbaar burgerschap. Ook stellen zij het perspectief van binnenuit centraal, vanuit de beleving van de mensen om wie het in veel debatten gaat: de migranten en hun nakomelingen, de bewoners van zogenaamde ‘krachtwijken’, stadsnomaden en jongeren.

Het doel van deze bundel is om een impuls te geven aan het vastgelopen burgerschapsdebat door de heterogeniteit van burgerschapspraktijken voor het voetlicht te brengen. De auteurs richten zich op een algemeen leespubliek van geïnteresseerde burgers, met bijzondere aandacht voor beleidsmakers, onderzoekers, sociale professionals en studenten aan het hoger onderwijs.

Meer info
9,95
Hoofdstuk 1: Geleefd burgerschap

Hoofdstuk 1: Geleefd burgerschap

Burgerschap is de afgelopen decennia een krachtig ideologisch concept gebleken om de openbare ruimte in westerse democratieën te reguleren. Deze populariteit was merkwaardig genoeg niet afhankelijk van de effecten, maar eerder van het con- cept zelf. Het concept paste naadloos in de gevierde individualisering, het abstra- heerde van ernstige vraagstukken als armoede en werkloosheid die de grote ver- schillen in hulpbronnen tot uitdrukking brengen, en het bakende de verzameling van deelnemers af die mee mochten doen met de samenleving. Deze kenmerken weer- spiegelen het probleem van het concept: de kenmerken zijn tegenstrijdig of precie- zer, ze zijn lastig te verenigen. Het individualisme staat op gespannen voet met de gedachte van ‘samen dingen doen’, de effectuering van burgerschapsrechten en -plichten stuit op de grenzen van sociale ongelijkheid, en binnen de homogeen ver- onderstelde populatie van burgers ontstond steeds meer differentiatie. Door globali- sering en migratie is bovendien onduidelijk geworden waar we ons burgerschap moeten waarmaken – op het leefwereldniveau van de eigen buurt en stad, op het niveau van de natiestaat, Europa, transnationale gemeenschappen of dan meteen maar de wereldgemeenschap?

Meer info
3,95
Hoofdstuk 10: Kwetsbaar burgerschap

Hoofdstuk 10: Kwetsbaar burgerschap

Het is woensdag 16 februari 2011, tien uur ‘s ochtends op buurtboerderij Ons Genoegen aan de groene rafelrand van het Amsterdamse Westerpark. Een waterig winterzonnetje doet zijn uiterste best om door de wolken heen te breken. Op het terras wordt een sigaretje gerookt door de schoonmaker en twee medevrijwilligers die vandaag de bar en keuken bestieren. Zij vragen een gast die nogal luidruchtig met zijn zoon speelt om rekening te houden met de workshop Mindfulness die op dat moment op de zolderverdieping van de boerderij plaatsvindt. Aan de rand van het erf legt de tuingroep een composthoop aan en vlechten een hek van wilgentakken die de week daarvoor zijn gesnoeid op de naastgelegen begraafplaats Sint Barbara. Sommige takken zijn al kaalgevreten door de schapen en geiten. Bij vorst krijgen zij deze takken als ruwvoer. Door het weiland tussen de begraafplaats en de boerderij komt Rob aangelopen. De schapen en geiten volgen hem op de voet naar de stal, waar de dieren worden gevoerd. Bij de stal aangekomen, groet hij de twee mannen die zich daar omkleden voor het leegpompen van de greppels in het deels onder water gelopen weiland. Er wordt nog even nagepraat over de geit die de dag daarvoor door de schoonmaker uit een benarde positie was bevrijd; deze hing met een pootje aan de hoge ruif op de kar en kon met zijn andere pootje niet bij de grond. Sindsdien loopt het geitje mank, ze houdt haar rechtervoorpootje omhoog. Dit incident wordt het gesprek van de dag; alle vrijwilligers en bezoekers van de boerderij maken zich zorgen. Ze stellen vragen aan de schoonmaker, die in de noordelijke bergen van Irak tussen de geiten is opgegroeid, en geven – gevraagd en ongevraagd – adviezen aan de weilandwerkers.

Meer info
3,95
Hoofdstuk 2: Wie zichzelf privatiseert  kan wereldburger zijn

Hoofdstuk 2: Wie zichzelf privatiseert kan wereldburger zijn

De context van dit stuk is snel geschetst.

Gedurende decennia heeft men zowel in onderzoek als in beleid het ‘etnische minderheden-model’ aangehangen, waarbij ‘integratie’ de voornaamste vector was waarlangs de multiculturele samenleving gestalte zou krijgen. In het laatste decennium merkt men een zekere verstrakking van dit integratiemodel, en het model krijgt geleidelijk ook een nieuwe naam: ‘inburgering’. De nieuwe naam verbergt een impliciete theoretische verschuiving van collectieve visies op integratie (integratie was een groepsproces, dat zich bijvoorbeeld via verschillende allochtone ‘generaties’ voltrok) naar meer individuele visies. Inburgering is een individueel ‘gelijke kansen-traject’, en sluit in die zin aan bij an- dere brede en consensuele verschuivingen in het politieke en sociale vertoog en in de structuren, en vindt zo aanhechtingspunten bij zowel liberale als christen- en sociaal-democratische programma’s.

Meer info
3,95
Hoofdstuk 3: Leefcultuur en burgerschap

Hoofdstuk 3: Leefcultuur en burgerschap

In de herfst van 1996 werd Nederland opgeschrikt door een schoolincident. Het was diwali, een Hindoefeest waarbij stukjes watten in aardekommetjes (dia’s genaamd) gevuld met ghee worden aangestoken. Qua symboliek is het diwalifeest, waarin de overwinning van het licht (het goede) op de duisternis (het kwade) wordt gevierd, vergelijkbaar met het kerstfeest. Kinderen van een basisschool hadden zich in een schemerige klas om een lichtpuntje in een dia verzameld, terwijl een Hindoe leerling uitleg gaf hoe het feest thuis werd gevierd en wat het allemaal voor hen betekende. Een bestuurslid van de school had moeite met wat hij noemde ‘de verering van geesten’. Hij eiste een verbod tegen de viering van het feest en maatregelen tegen de directie. Hij kreeg niet het hele bestuur mee. Ook het personeel van de school verzette zich. Het incident escaleerde tot een rel van nationale proporties en ein- digde in het aftreden van het bestuurslid (Trouw, 20 november 1996).

Meer info
3,95
Hoofdstuk 4: Thuis zonder Heimat

Hoofdstuk 4: Thuis zonder Heimat

Immigranten, en vooral islamitische immigranten, zouden zich onvoldoende met Nederland identificeren en dat is de schuld van het multiculturalisme, zo is de gangbare gedachte. Zij zijn burgers met een dubbele loyaliteit. Hebben migranten inderdaad geen band met Nederland? En komt dat door het Nederlandse integratiebeleid? Beide aannames zijn onjuist, zo zal uit onze bijdrage blijken. In onze bijdrage vergelijken we de affectieve component van burgerschap, de identificatie, van kinderen van Turkse immigranten in Nederland, Duitsland en Frankrijk. Deze landen hebben alle drie een signi- ficante populatie van Turkse komaf, maar hebben een verschillend integratiebeleid gevoerd. Integratiebeleid, zo hebben wij vastgesteld, heeft geen effect op de identificatie met het land van herkomst, maar een inclusief beleid heeft wel een (bescheiden) positief effect op de identificatie met het land waar men woont. Multicultureel beleid richt niet de schade aan die tegenstanders verwachtten, maar heeft ook niet de positieve effecten opgeleverd waar voorstanders op hoopten. De rol van integratiebeleid bij de identificatieprocessen van kinderen van immigranten blijkt veel kleiner dan wat op grond van het heersende politieke debat verwacht mag worden, zo zullen we laten zien. Processen van uitsluiting en zelfuitsluiting verhinderen dat jongeren van Turkse komaf zich ondubbelzinnig Nederlander, Duitser of Fransman noemen, en doordat zij niet in Turkije zijn opgegroeid, voelen ze zich ook daar niet op hun plaats. Dat betekent echter niet dat ze een ‘thuisloze’ groep zijn. Ze voelen vaak een sterke band met hun woonplaats. Dit is niet alleen het geval in grote steden maar ook in kleine plaatsen en dorpen. Met behulp van het onderscheid tussen Heimat en Zuhause maken we duidelijk dat de kinderen van Turkse migranten zich wel degelijk verbonden voelen met het land dat voor velen hun geboorteland is. Nadenkend over natie, migratie en burgerschap denken wij dat de opdracht niet is om voor iedereen een Heimat te creëren maar dat Zuhause betere mogelijkheden biedt voor binding tussen dik en dun burgerschap in.

Meer info
3,95
Hoofdstuk 5: Etnisch burgerschap,  ander burgerschap

Hoofdstuk 5: Etnisch burgerschap, ander burgerschap

De gebeurtenissen en ontwikkelingen sinds 11 september 2001 in de Verenigde Staten en later in Europa hebben tot een hevige discussie geleid over de positie van etnische minderheden en hun burgerschap in westerse landen. In deze discussie wordt met enige regelmaat de vraag opgeworpen of etnische minderheden voldoende in de ontvangende samenleving participeren. Deze discussie vindt ook plaats in Nederland. Er wordt vaak negatief gekeken naar de burgerparticipatie van etnische minderheden in concentratiewijken. Zij zouden genieten van de voordelen van een verzorgingstaat waaraan zij niet meebetalen omdat ze minder dan autochtonen in arbeid, onderwijs, politiek en andere maatschappelijke leefdomeinen participeren. Er leven bovendien twijfels over de loyaliteit van een deel van hen dat in het bezit is van een dubbele nationaliteit. Ze zouden zich op verschillende gebieden afzonderen van de samenleving en een eigen sociaal-culturele identiteit omarmen. In deze discussie komen de perspectieven van etnische minderheden nauwelijks naar voren. Hierdoor blijft de betekenis van deze vraagstukken voor de betrokkenen zelf buiten beeld. In dit essay richten wij ons daarom op het verband tussen burgerschap, segregatie en concentratie vanuit het perspectief van etnische minderheden die in deze concentratiewijken wonen.

Meer info
3,95
Hoofdstuk 6: Van volk naar multitude

Hoofdstuk 6: Van volk naar multitude

In de kern duidt de notie van burgerschap op de wijze waarop we tot de politieke gemeenschap behoren, tot de polis. In het Nederlands heeft het woord burgerschap recentelijk de connotatie gekregen van ‘iets dat te maken heeft met migranten en hun integratie in de Nederlandse samenleving’. Dit is in mijn ogen niet alleen patente nonsens, maar ook contraproductief: burgerschap als de manier van behoren tot een bepaalde polis moet daarbinnen van universele toepassing zijn. Als het verwordt tot een begrip dat men slechts toepast op bepaalde marginale groepen binnen een maatschappij, verliest de notie haar betekenis.

Meer info
3,95
Hoofdstuk 7: Overheid en burgerij: tot elkaar veroordeeld?

Hoofdstuk 7: Overheid en burgerij: tot elkaar veroordeeld?

Het Nederlandse openbaar bestuur kent een traditie waarin met een zekere mate van argwaan en misprijzen wordt gekeken naar initiatieven van burgers. Die conclusie moeten we tenminste welhaast trekken wanneer we in de bestuurskundige literatuur zien dat hiernaar verwezen wordt als ware het een ziekte (Hollanditis) of in elk geval een last (hindermacht) (Basten & Van der Veen, 2000). Van hun kant koesteren burgers een traditioneel wantrouwen jegens hun overheid, vooral wanneer die zich te veel met hen gaat bemoeien. Toch zien we nieuwe trends in de samenwerking tussen burgers en overheden die met deze traditie lijken te breken. Voor een deel hangen die samen met het dreigende failliet van de verzorgingsstaat, maar deze nieuwe samenwerkingsvormen worden ook mogelijk gemaakt door een algehele opwaartse gang van de samenleving naar betere opleidingen, betere banen en betere toegang tot kennis en informatie. Hoe het ook zij, vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw werken overheid en burgers steeds meer samen, al is het niet altijd even productief of vrijwillig. In dit hoofdstuk zal ik stilstaan bij de disciplinerende houding van de overheid jegens haar burgers enerzijds en de initiatieven die burgers nemen anderzijds.

Meer info
3,95
Hoofdstuk 8: Zelforganisaties bouwen  bruggen

Hoofdstuk 8: Zelforganisaties bouwen bruggen

Hoe ‘nieuwe burgers’ vanuit hun gedrag en beleving betrokken zijn bij de Nederlandse samenleving en hun etnische gemeenschappen, is een thema dat sinds jaar en dag veel aandacht krijgt van zowel wetenschappers als politici en beleidsmakers (vgl. Schnabel, 2000). Dit verschijnsel staat bekend als ‘sociale cohesie’. Van dit begrip zijn uiteenlopende definities en interpretaties te vinden, want het is een meerduidig en meerdimensionaal concept. Niettemin zijn er enkele kenmerken die steeds terugkeren in verschillende definities. Te denken valt aan contacten tussen de leden van een groep, saamhorigheidsgevoelens, identificatie, participatie in het gemeenschapsleven, onderling vertrouwen, en gedeelde normen en waarden.

Meer info
3,95
Hoofdstuk 9: Meedoen versus zelf doen

Hoofdstuk 9: Meedoen versus zelf doen

Stadsburgers zijn trots op hun stad, kennen hun rechten én plichten, voelen zich verbonden met de stad, uiten dit in participatie en onbetaalde activiteiten en gaan op een respectvolle manier met elkaar om (gemeente Rotterdam 2007). Stadsburgerschap en straatburgerschap zijn door bestuurders, beleidsmakers en wetenschappers om diverse redenen omarmd als pragmatisch alternatief voor het cultureel geladen en beladen staatsburgerschap. Allereerst omdat het beter lijkt te werken: de Erasmusbrug is een effectiever identificatiemiddel dan het Wilhelmus. Immigranten en hun nazaten blijken zich sneller te identificeren met hun woonplaats dan met hun nieuwe land (Phalet et al. 2000). Terwijl op landelijke schaal de wij-zij-tegenstellingen (arm-rijk, hoogopgeleid-laagopgeleid, autochtoon-allochtoon/ islamitisch, de culturele elite-henk&ingrid) onoverbrugbaar lijken, blijken mensen op straatniveau ondanks verschillende afkomst en positie gezamenlijke problemen te kunnen formuleren en oplossen; al of niet met hulp van een opbouwwerker (Duyvendak & Uitermark 2006). Er is zelfs al een woord uitgevonden voor dit productieve burgerschap in wijken en buurten: de ‘doedemocratie’ (Van de Weijdeven & Hendriks 2010). Voormalig minister Donner van Binnenlandse Zaken, waaronder ‘de wijken’ tegenwoordig vallen, kondigde aan dat hij dit ‘moderne burgerschap’ wilde ondersteunen door de ‘bewonersbudgetten in wijken’ te verruimen (Donner 2011).

Meer info
3,95